Afgelopen voorjaar heeft het college in de Perspectiefnota 2022-2025 aan de raad in grote lijnen het financieel meerjarenperspectief gepresenteerd voor de nieuwe begroting 2022-2025. Het beeld is gunstiger dan dat het een jaar geleden was, maar nog altijd onzeker door het negatieve effect dat wordt verwacht van de (naar 2023 uitgestelde) herijking van de algemene uitkering uit het gemeentefonds.
Enkele punten die van invloed zijn op het financiële beeld, worden hierna toegelicht.
Algemene uitkering gemeentefonds
Zoals in de perspectiefnota al werd aangegeven, is ten opzichte van de huidige meerjarenbegroting (en los van de herijking) structureel een negatieve ontwikkeling zichtbaar in de algemene uitkering, veroorzaakt door aanpassingen in de ‘maatstaven’ en het ‘accres’ op basis waarvan de uitkering wordt berekend. Het effect hiervan voor 2022 valt mee, maar structureel is het negatieve effect groter geworden dan bij de perspectiefnota kon worden voorzien (ongeveer € 0,5 mln. structureel).
De ontwikkeling van de algemene uitkering blijft voortdurend in beweging. Nieuwe circulaires zullen hierin de komende tijd hopelijk meer duidelijkheid geven. De effecten hiervan worden vertaald in de volgende perspectiefnota en begroting.
Effect herijking minder ongunstig
Het rijk besloot om de herijking van de algemene uitkering opnieuw met een jaar uit te stellen. In de vorige begroting werd rekening gehouden met een nadeel van € 75,00 per inwoner. Inmiddels lijkt het er op dat het nadeel niet zo fors zal zijn. In deze begroting wordt nu rekening gehouden met ongeveer € 10,00 nadeel per inwoner vanaf 2023. Dit is in de begroting vertaald door het opnemen van een stelpost (structurele buffer) van € 350.000. De definitieve uitkomst is nog steeds onzeker. Diverse adviezen moeten nog worden uitgebracht en de definitieve nieuwe verdeling moet worden vastgesteld door het nieuwe kabinet.
Door het ministerie is aangegeven dat men het maximale (cumulatieve) nadeel of voordeel per gemeente wil maximeren op € 60,00 per inwoner. Het effect hiervan en actualisatie van onderliggende gegevens kunnen ook nog van invloed zijn op de uitkomst per individuele gemeente. Al deze factoren vereisen nog steeds behoedzaamheid ten aanzien van het incalculeren van het verwachte nadeel.
Financiële taakstelling vervalt
Door het naar verwachting minder ongunstige negatieve effect van de herijking van het gemeentefonds, kan de in de begroting 2021-2024 opgenomen financiële taakstelling van € 1,2 mln. vervallen. Hierdoor is er nu geen noodzaak meer tot het opstellen van het eerder aangekondigde uitwerkingsplan (bijsturingsmaatregelen / bezuinigingen).
Coronacrisis
Onduidelijk is nog wat de gevolgen zullen zijn, incidenteel én structureel, van de coronacrisis. Met een stevige reserve, die gevormd is bij de vorige begrotingsbehandeling, aangevuld met compensatie-uitkeringen van het Rijk, kunnen tot en met 2022 extra uitgaven (acute uitgaven en uitgaven voor overbrugging en herstel) en stimuleringsuitgaven worden gedekt. Hiervoor zijn een beleidskader en een uitwerkingsplan opgesteld. In hoeverre de coronacrisis effect zal hebben op de economische ontwikkelingen en wat daarvan voor de gemeentelijke financiën het gevolg zal zijn, valt nog weinig te zeggen. Mogelijk dat er ook een effect zal zijn voor de algemene uitkering, dit is afhankelijk van hoe het Rijk reageert op de crisis en op welke manier dit wordt vertaald in de algemene uitkering.
Nieuwe begroting op basis van bestaand beleid
Het college heeft op enkele punten voor bestaand of ingezet beleid aanvullende middelen in de begroting opgenomen, om dit beleid (deels tijdelijk) te kunnen continueren. Daarnaast zijn op enkele beleidsterreinen budgetten in de begroting opgenomen vanwege een wettelijke verplichting, om tegemoet te komen aan de vraag vanuit de samenleving, om uitvoering te kunnen blijven geven aan bestaand beleid of omdat anders knelpunten in de uitvoering of in de bedrijfsvoering ontstaan.
Sociaal domein
Uitgangspunt is tot nu toe geweest dat de uitvoering van de taken in het sociaal domein (Wmo, jeugdzorg) plaats vindt binnen de hiervoor door het Rijk beschikbaar gestelde middelen (incl. toevoeging volume- en prijsstijging). In deze begroting is, in lijn met de perspectiefnota, de eerste stap gezet om dit uitgangspunt los te laten. Diverse ontwikkelingen binnen de algemene uitkering en de begroting maken dat het vasthouden hieraan niet meer voor de hand ligt. De structurele ruimte die binnen het sociaal domein beschikbaar is (afgerond € 6 ton), is ingezet binnen de gemeentebegroting.
De uitgaven kunnen op basis van de ervaringscijfers steeds beter worden begroot. Er blijft echter sprake van structurele en incidentele risico’s. Tegenvallers kunnen (incidenteel) worden opgevangen door de reserve risico’s sociaal domein.
Extra middelen voor jeugdzorg
Voor 2022 is door het rijk toegezegd dat voor de gemeenten (eenmalig) extra middelen beschikbaar worden gesteld om de problemen binnen de jeugdzorg op te lossen. Een nieuw kabinet moet er over besluiten of en in hoeverre deze extra middelen ook structureel beschikbaar komen. Op grond van een afspraak tussen de VNG en de gezamenlijke provincies (IPO), is nu al wel, vooruitlopend hierop, voor de jaren vanaf 2023 75% van de verwachte structurele middelen opgenomen in de gemeentebegroting. Hier tegenover is ter grootte van hetzelfde bedrag een stelpost opgenomen voor de extra uitgaven.
Uitkomst begroting bij ongewijzigd beleid
De uitkomst van de meerjarenbegroting, bij ongewijzigd beleid, is als volgt:
Omschrijving |
2022 |
2023 |
2024 |
2025 |
Uitkomst meerjarenbegroting |
€ 2.686.000 |
€ 2.139.000 |
€ 2.050.000 |
€ 1.970.000 |
Deze positieve uitkomst wordt in belangrijke mate beïnvloed door de genoemde inkomsten van het rijk voor jeugdzorg (€ 2,1 mln. in 2022, aflopend in de jaren daarna). Belangrijke kanttekening hierbij is dat tegenover deze inkomsten, zoals gezegd, uitgaven zullen moeten worden gedaan, waarvoor nu een even grote uitgaven-stelpost is opgenomen (budgettair neutraal).
Voor extra uitgaven om bestaand beleid te kunnen voorzetten en nieuwe (wettelijke) taken te kunnen uitvoeren, is een bedrag aan eenmalige middelen en een beperkt structureel bedrag beschikbaar.
Eenmalige middelen
Bij het opstellen van de begroting zijn evenals in voorgaande jaren weer de reserves doorgelicht. Resultaat hiervan is dat bij enkele reserves een surplus aanwezig is, dat bij deze begroting vrijvalt en kan worden ingezet ter dekking van eenmalige uitgaven. Het gaat om in totaal € 3,6 mln. Deze eenmalige middelen zijn deels ingezet om beleid uit de huidige meerjarenbegroting voort te kunnen zetten, om in te kunnen spelen op de veranderende vraag uit de samenleving, voor uitvoering van wettelijke taken (bijv. de invoering van de Omgevingswet) en voor het oplossen van een aantal knelpunten.
Opbrengst precariobelasting i.r.t. onderwijshuisvesting
De opbrengsten precariobelasting worden, voor zover mogelijk, toegevoegd aan de reserve huisvesting onderwijsvoorzieningen. Inclusief de nog te realiseren opbrengst over 2021 komt daarmee € 6,4 mln. beschikbaar om in te zetten voor de verplichting die de gemeente heeft om in onderwijshuisvesting te voorzien.
Financiering verplichtingen onderwijshuisvesting
Om hieraan invulling te geven is het koersdocument kindvoorzieningen opgesteld. Daarnaast wordt op dit moment gewerkt aan de opstelling van een integraal huisvestingsplan voor alle onderwijsvoorzieningen. Verwacht wordt dat hoge investeringen nodig zijn om aan de minimale verplichtingen te kunnen voldoen. Het is op dit moment niet mogelijk om structureel hiervoor een budget in de begroting te reserveren. Wel wordt de reserve (die vanaf 2019 jaarlijks aangevuld wordt) ook voor het jaar 2025 weer aangevuld met € 500.000.
Belastingen en woonlasten
Naast de reguliere indexering van de onroerende zaak belastingen (OZB) en aanvullende verhoging met 1,5%, waarover bij eerdere begrotingen is besloten (voor 2020, 2021 en 2022), wordt de OZB niet extra verhoogd. Ook de stijging van de huizenprijzen zal niet leiden tot extra verhoging van de OZB-opbrengst, omdat tegenover de waardestijging een overeenkomstige daling van het tarief staat. Met de voorgestelde tariefaanpassingen voor de gemeentelijke belastingen blijven de woonlasten naar verwachting onder het landelijk gemiddelde. Onderdeel hiervan is de woonlastenverlichting van € 50 per huishouden, die in 2022 voor de laatste keer wordt toegekend. De hondenbelasting wordt met ingang van 2022 afgeschaft.
Omgevingswet / omgevingsvisie / omgevingsplan
De implementatie van omgevingswet (vanaf 1 juli 2022), inclusief het opstellen van een omgevingsvisie en het ombouwen van alle bestemmingsplannen naar omgevingsplannen, neemt veel tijd in beslag. Ook worden veel extra kosten verwacht in de komende jaren en zullen de legesopbrengsten dalen. Omdat deze uitgaven niet geheel kunnen worden opgevangen door inzet van de desbetreffende reserve, is aanvullend hierop in de nieuwe begroting een extra (werk)budget opgenomen, te dekken uit de beschikbare eenmalige middelen.
Verdere uitwerking
Een gedetailleerde (financiële) uitwerking is opgenomen in het financiële deel van de begroting, in enkele paragrafen en in de bijlagen 1 tot en met 6.
Risico’s en risicobeheersing
Het college is zich er van bewust dat het opstellen van de nieuwe begroting gepaard gaat met het maken van inschattingen die beïnvloed worden door grote onzekerheden en risico’s. De grootste onzekerheden zijn hierboven al genoemd.
Daarnaast zijn er andere onzekerheden en risico’s, zoals de kostenstijging die - zelfs bij een gelijkblijvend niveau van onderhoud - verwacht wordt bij het onderhoud van de openbare ruimte door o.a. de klimaatverandering. Een meer uitgebreide beschrijving van de risico’s is opgenomen in de paragraaf Weerstandsvermogen en risicobeheersing van deze programmabegroting. Voor een deel van de risico’s zijn financiële of andere maatregelen getroffen.
De algemene reserve is genormeerd op een bedrag van € 2,5 mln.
Ten slotte
Deze nieuwe begroting laat zien dat, ondanks de onzekerheden en risico’s waarmee we te maken hebben, we voldoende (ook financiële) flexibiliteit hebben om hierop in te spelen. Zo kan ingezet beleid de komende tijd verder worden uitgevoerd, kunnen we inspelen op ontwikkelingen die vanuit de samenleving en vanuit een wettelijk kader op ons af komen en kunnen we inspelen op de gevolgen die de coronacrisis heeft. Dit is mogelijk vanuit een stevige financiële positie.
Hiermee kan ook een voldoende basis worden gelegd voor de volgende bestuursperiode. Wel zal de komende tijd moeten blijken in hoeverre de mogelijkheden ontstaan om ook structureel invulling te kunnen (blijven) geven aan een groot aantal ambities en wensen.