Paragrafen

Paragraaf 1 | Lokale heffingen

1.1 Inleiding

Terug naar navigatie - 1.1 Inleiding

De paragraaf lokale heffingen geeft inzicht in het beleid van de lokale heffingen. De raad bepaalt het belastingbeleid in beginsel samenhangend met het vaststellen van de begroting. Daar vindt de integrale afweging plaats. Beleidsmatige wijzigingen worden in deze paragraaf toegelicht. Redactionele en technische wijzigingen van de belastingen worden in het raadsvoorstel met de belastingverordeningen toegelicht.

1.2 Beleidskaders

Terug naar navigatie - 1.2 Beleidskaders

Het beleid betreffende de lokale heffingen is opgenomen in landelijke wet- en regelgeving, in deze paragraaf en in:

  • belastingverordeningen
  • coalitieakkoord 2018-2022  (2018)
  • regeling kwijtschelding gemeentelijke belastingen  (2018)
  • beleid arrangementen toeristenbelasting  (2005)

 

1.3 Stand van zaken, ontwikkelingen en beleidsaanpassingen

Terug naar navigatie - 1.3 Stand van zaken, ontwikkelingen en beleidsaanpassingen

Corona

De effecten van de coronapandemie doen zich in elk geval in 2020 voor op het gebied van belastingen. Het is ten tijde van het opstellen van de begroting 2021 niet duidelijk in hoeverre dit in 2021 zal doorzetten. Bij het opstellen van de ramingen is daarom uitgegaan van de gebruikelijke uitgangspunten. In de paragraaf weerstandsvermogen wordt de onzekerheid die hiermee samenhangt verder uitgewerkt.

 

Algemeen tarievenbeleid

Belastingen en heffingen worden waardevast gehouden door de tarieven te verhogen met het inflatiepercentage (2,0%). Heffingen waar een individuele tegenprestatie van de overheid tegenover staat zijn waar mogelijk 100% kostendekkend. Een overzicht van geraamde algemene dekkingsmiddelen is opgenomen in deel 3. Hieronder worden per belastingsoort de bijzonderheden en afwijkingen van het algemene tarievenbeleid vermeld.

 

Wet waardering onroerende zaken (WOZ)

Het bepalen en vaststellen van de WOZ-waarde van onroerende zaken wordt uitgevoerd door Tribuut. De Waarderingskamer houdt hierop toezicht en geeft een algemeen oordeel over die uitvoering.  Momenteel is dat oordeel 'voldoende'. Tribuut heeft met de deelnemende gemeenten afgesproken dat dit oordeel 'goed' moet zijn. Tribuut werkt inmiddels planmatig aan verbeteringen om eind 2021 weer 'goed' te scoren.

 

Onroerende-zaakbelastingen (OZB)

De OZB is een algemene heffing die bestaat uit een eigenaren- en gebruikersdeel. Het gebruikersdeel wordt alleen van niet-woningen geheven. Woongedeeltes binnen niet-woningen zijn vrijgesteld van OZB. Ontwikkelingen in de waarde als gevolg van de jaarlijkse herwaardering worden gecompenseerd via het tarief. De tarieven stijgen in de jaren 2020 tot en met 2022 met 1,5% per jaar boven de indexatie.

 

Reinigingsheffingen

De heffingen dekken de kosten van inzameling en verwerking van huisvuil, bedrijfsafval en het brengen van huisvuil naar het recycleplein. In 2021 wordt invulling gegeven aan het grondstoffenplan met het betalen per lediging/inworp. Dit betekent dat er geen één-op-één vergelijking mogelijk is met tarieven van 2020. Uitgaande van de bestaande situatie zouden de tarieven stijgen met 7,6% boven de inflatie.  Dit komt vooral door een lagere vergoeding voor plastic en het feit dat de reserve afval leeg is en niet meer ingezet kan worden om de tariefstijging te dempen. Doordat de tarieven stijgen, stijgt ook de geraamde te verlenen kwijtschelding. De kwijtschelding wordt gedekt via de heffing.

2021 wordt het eerste jaar waarin de gemeente Epe ervaringen gaat opdoen met het nieuwe beleid. Tribuut heeft als uitvoerende instantie wel ervaring bij andere gemeenten met deze systematiek. Het beleid van de deelnemende gemeenten is echter niet gelijk. Ook het exacte effect van het invoeren van een financiële prikkel/beloning op het gedrag is niet met zekerheid te voorspellen. De bepaling van de tarieven en de raming van de opbrengst is daardoor met meer onzekerheid omgeven dan in de voorgaande jaren.

Hieronder staat het lasten-batenoverzicht van deze heffingen. Het taakveld verkeer en vervoer betreft de lasten verbonden aan het straatvegen en illegale afvalstortingen. Het straatvegen heeft drie functies – beeld openbare ruimte, afvalinzameling en voorkomen van verstopping van het riool – die alle drie een even groot aandeel hebben. De lasten daarvan zijn daarom voor 33% meegenomen. De lasten voor illegale afvalstortingen zijn volledig toerekenbaar aan de heffing. De lasten op het taakveld afval zijn volledig toerekenbaar aan de heffing. De negatieve baat van het taakveld inkomensregelingen betreft de verwachte kwijtschelding. De baten op het taakveld afval betreffen de inkomsten uit de heffing en overige baten zoals ontvangen subsidies voor zwerfafval, papier en plastic.


bedragen x € 1.000

Taakveld verhaalbare lasten baten
2.1 - Verkeer en vervoer 59 -
6.3 - Inkomensregelingen - -129
7.3 - Afval 3.440 4.509
0.4 - Overhead 179 -
0.10 - Mutaties reserves - -
BTW 702 -
Totaal 4.380 4.380

 

Rioolheffingen

Deze heffingen dekken de kosten van de rioleringszorgplicht die op de gemeente rust en de aanleg van nieuwe aansluitingen. In het gemeentelijk rioleringsplan (GRP) zijn de beleidsuitgangspunten met betrekking tot het verhalen van de lasten opgenomen. Conform GRP worden de tarieven verhoogd met 3,25% .  Bij de rioolheffing is het gebruikerstarief afhankelijk van het waterverbruik. Met name gebruikers met een verbruik dat iets boven de drempelwaarde van een klasse ligt, zouden hun aanslag kunnen beïnvloeden door hun waterverbruik te beperken. Verder leidt deze heffingsgrondslag tot kruissubsidiëring van grootverbruikers aan kleinverbruikers: 30% van de gebruikersopbrengst wordt opgebracht door 0,7% van de belastingplichtigen. De lasten voor de gemeente stijgen namelijk niet recht evenredig met de hoeveelheid geloosd water. Deze tariefstelling is gebaseerd op het principe ‘de gebruiker betaalt’.

De baten riolering betreffen de rioolheffing en het eenmalig rioolaanleggeld. De baten uit de reserve is de waardecorrectie van de egalisatiereserve rioolheffing. Om de kosten volledig te dekken vindt een onttrekking aan de egalisatievoorziening plaats.


bedragen x € 1.000

Taakveld verhaalbare lasten baten
2.1 - Verkeer en vervoer 85 -
6.3 - Inkomensregelingen 11 -22
7.2 - Riolering 2.326 2.846
0.4 - Overhead 99 -
Mutatie voorziening 97012 - 9
0.10 - Mutaties reserves - 3
BTW 316 -
Totaal 2.836 2.836

 

Forensenbelasting

Dit betreft de heffing op gemeubileerde woningen die beschikbaar worden gehouden door mensen die niet in de gemeente Epe wonen. De WOZ-waarde is de grondslag voor de heffing. Het tarief is een percentage van de waarde. Waarde-ontwikkelingen als gevolg van de jaarlijkse herwaardering worden vereffend via het tarief. Er is een minimumtarief en een maximumtarief. Het minimum is gelijk aan het tarief voor een jaarplaats bij de toeristenbelasting.

 

Hondenbelasting

De hondenbelasting is in Epe een doelbelasting. Er is een koppeling tussen de kosten van voorzieningen voor hondenbezitters en de heffing. Die voorzieningen worden alleen binnen de kommen getroffen, zodat het buitengebied is vrijgesteld. Doordat er minder kosten kunnen worden toegerekend daalt het tarief met 8%. Bij de begroting 2019 is besloten om deze belasting met ingang van 2022 af te schaffen.

 

Precariobelasting

Deze belasting wordt geheven voor het hebben van voorwerpen op, onder of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond. De gemeente mag tot en met 2021 belasting heffen op kabels en leidingen. De opbrengst kabels en leidingen over 2021 wordt in 2022 opgelegd en geïnd. De besteding van de opbrengst vindt pas plaats nadat de opbrengst met zekerheid is gerealiseerd. Op begrotingsbasis wordt deze daarom in een reserve gestort. 

 

Toeristenbelasting

Dit is de belasting op overnachtingen tegen betaling door niet-inwoners. Het tarief blijft in 2021 ongewijzigd: € 1,00 per nacht . Nadat het onderzoek naar een robuuster en eenvoudiger systeem van belastingheffing was gestart, kwam de coronapandemie. Het onderzoek is daarom verschoven naar eind 2020.  De recreatiesector wordt betrokken in het onderzoek. De uitkomst van het onderzoek is bij het opstellen van deze paragraaf nog niet bekend en zal op zijn pas met ingang van 2022 tot wijzigingen kunnen leiden.

 

Begraafrechten

Met deze heffing worden de kosten van de gemeentelijke begraafplaatsen gedekt. Er is een egalisatievoorziening waaruit de onderhoudskosten die in het verleden zijn afgekocht worden betaald. De tarieven stijgen met de inflatie. De afkoopsommen voor onderhoud stijgen daarnaast nog extra in verband met het rekenen met een lagere rente. Op begrotingsbasis vindt een toevoeging van € 28.000 aan de voorziening plaats. De afgelopen jaren is deze voorziening geslonken. Onderzocht moet worden hoe groot deze zou moeten zijn, uitgaande van alle lopende verplichtingen. Van de lasten op het taakveld begraafplaatsen zijn de beleidsuren niet meegenomen. De baten op het taakveld begraafplaatsen betreft de afkoopsommen onderhoud en de overige eenmalige en jaarlijkse begraafrechten. De lasten zijn inclusief BTW geraamd.


bedragen (x € 1.000)

Taakveld verhaalbare lasten baten
7.5 - Begraafplaatsen 732 792
0.4 - Overhead 61 -
Totaal 792 792

 

Leges

Leges betreffen vergoedingen voor allerlei gemeentelijke dienstverlening zoals vergunningen, paspoorten en trouwen. De meeste tarieven stijgen met de index. In bepaalde gevallen zijn er afwijkingen, zoals bij wettelijk voorgeschreven (maximum) tarieven. Bij de begroting 2017 zijn de achterliggende beleidskeuzes voor de diverse leges vastgelegd.

Er is geen beleid om te kruissubsidiëren tussen producten. Bij de bouwleges is het tarief afhankelijk van de bouwkosten. Het tarief bij bouwsommen boven de ca. € 5,2 miljoen loopt niet meer op om extreem hoge legesbedragen te voorkomen die niet meer in verhouding staan tot de te maken kosten. Gemiddeld genomen is er sprake van ‘subsidiëring’ van dure bouwwerken aan goedkope bouwwerken. In onderstaand overzicht wordt aangegeven in welke mate dat plaatsvindt. 

 

Bouwkosten

% van totale lasten

% van totale opbrengst

< € 100.000

45%

21%

€ 100.000 - € 500.000

 30%

54%

> € 500.000

 25%

25%

 

Voor vooroverleg bij bouwaanvragen worden geen leges in rekening gebracht, omdat in de meeste gevallen vooroverleg uiteindelijk leidt tot een (betere) aanvraag. De gevallen waarin wel een bouwaanvraag wordt ingediend ‘subsidiëren’ de gevallen waarin vooroverleg niet leidt tot een bouwaanvraag. Duurzaam (ver)bouwen wordt gestimuleerd via lagere leges. Uit onderzoek is naar voren gekomen dat de mogelijkheden technisch verruimd zouden kunnen worden. Aangezien deze begroting geen nieuw beleid bevat, zijn daartoe geen voorstellen gedaan. De personeelslasten zijn op basis van een jaarlijkse uitvraag over de taakvelden verdeeld. De baten zijn waar mogelijk geraamd op basis van verwachte aantallen maal tarief. De verwachting is dat er minder grote projecten zullen zijn dan voorgaande jaren is ingeschat. Onderstaand overzicht geeft inzicht in de kostendekking per product.

Het online aanvragen van producten werd lange tijd gestimuleerd met een korting van 10% op het legestarief voor zover er direct online betaald werd. Inmiddels digitale dienstverlening eerder de norm dan de afwijking. De legeskorting op digitale aanvragen wordt daarom met ingang van 2021 gestopt. 

 

Product

kostendekking

 

Product

kostendekking

Kopieën

100%

 

Reisdocumenten

104%

Huwelijken

90%

 

APV/bijzondere wetten

82%

Akten en afschriften

87%

 

Kapvergunningen

35%

BRP-verstrekkingen

50%

 

Bouwvergunningen

83%

Rijbewijzen

86%

     

 

Uit onderstaand overzicht voor de legesverordening in zijn geheel blijkt een kostendekking van 81%.

bedragen (x € 1.000)

Taakveld verhaalbare lasten baten
0.2 - Burgerzaken 294 387
1.2 - Openbare orde en veiligheid 30 51
5.7 - Openbaar groen 46 28
6.2 - Wijkteams 16 -
8.1 - Ruimtelijke ordening 12 -
8.3 - Wonen en bouwen 424 707
0.4 - Overhead 591 1
BTW 29 -
Totaal 1.443 1.174

 

1.4 Kostendekking

Terug naar navigatie - 1.4 Kostendekking

Bij de toepasselijke heffingen zijn de lasten-batenoverzichten en specifieke beleidsuitgangspunten vermeld. Naast de lasten die direct uit de taakvelden zijn af te leiden, worden ook overheadkosten en BTW toegerekend. De methodiek van de toerekening van de overheadkosten is vastgelegd in de Financiële verordening 2017. De BTW is berekend als opslag over de ‘derdenkosten’. De afschrijvingslasten zijn ontstaan uit investeringen waarbij deels sprake is van derdenkosten. De BTW daarover is ook meegenomen.

1.5 Kwijtschelding

Terug naar navigatie - 1.5 Kwijtschelding

In Epe is voor afvalstoffenheffing en rioolheffing voor gebruikers kwijtschelding mogelijk. Vanwege het omschakelen naar een ander tariefsysteem bij de afvalstoffenheffing is daar uitgegaan van het geraamde bedrag aan kwijtschelding op basis van het oude systeem. Kwijtschelding wordt in elk geval verleend voor het vastrecht. Op basis hiervan is teruggerekend voor hoeveel ledigingen/inworpen kwijtschelding mogelijk is. Als iemand meer afval aanbiedt, moet hij daarvoor betalen. De gederfde inkomsten worden gecompenseerd via een verhoging van het tarief van de betreffende heffing. Gemeenten mogen binnen de wettelijke kaders beperkt eigen beleid voeren. Epe maakt maximaal gebruik van die mogelijkheden. Voor zover mogelijk wordt geautomatiseerd kwijtschelding verleend op basis van reeds bekende gegevens.

1.6 Woonlasten

Terug naar navigatie - 1.6 Woonlasten

Beleid is dat de woonlasten onder het landelijk gemiddelde blijven. Dit betreft de OZB, de afvalstoffenheffing en de rioolheffing.  Hieronder is de verwachte ontwikkeling van de woonlasten weergegeven. De landelijke gegevens komen uit de COELO-atlas. Voor de verwachte landelijke ontwikkeling is uitgegaan van de gemiddelde stijging van de afgelopen jaren (2,8%). Voor Epe is rekening gehouden met de tariefsverhogingen,  een toename van het aantal panden en een woonlastenverlichting van € 50 in de jaren 2021 en 2022. De gemiddelde woonlasten stijgen van € 689 naar € 732. 


Paragraaf 2 | Weerstandsvermogen en Risicobeheersing

2.1 Inleiding

Terug naar navigatie - 2.1 Inleiding

Effecten van de Covid-19 uitbraak:

In het voorjaar van 2020 zijn we in ons land geconfronteerd met het COVID-19 virus. Dat heeft op wereldwijde schaal grote gevolgen en daarmee ook voor de Nederlandse samenleving, de burgers en bedrijven in onze gemeente en de gemeentelijke organisatie. In de crisis situatie die vanaf toen is ontstaan worden door de gemeente uitgaven gedaan voor acute problemen en het nemen van noodzakelijke maatregelen. Daarnaast worden uitgaven gedaan in de ‘overbruggingsfase’ en vervolgens in het kader van ‘herstel’ en ‘stimulering’. Het college heeft  in mei 2020 besloten om als uitgangspunt voor deze begroting aan te houden dat het noodzakelijk is de nu beschikbare financiële middelen vooralsnog te reserveren voor de te treffen maatregelen als gevolg van de coronacrisis. De beschikbare financiële middelen worden daarom op dit moment niet ingezet voor nieuw beleid.
In de organisatie is een inventarisatie uitgevoerd waaruit duidelijk wordt wat de effecten en de extra uitgaven of minder inkomsten van de coronacrisis 
zijn en welke maatregelen (reactief en proactief) genomen moeten of kunnen worden, op korte en op langere termijn. Deze inventarisatie geeft nog niet het complete beeld, en zal daarom zo vaak als nodig worden herhaald en aangevuld. Uit onderzoek van bureau AEF (in opdracht van de VNG) blijkt dat de nadruk van de extra uitgaven door de coronacrisis ligt op meer bijstandsuitkeringen, schuldhulpverlening, minimabeleid en lagere opbrengst toeristenbelasting. Daarnaast ook bij de sport- en culturele sector. Het ligt in de verwachting dat de extra uitgaven in Epe ook op deze terreinen zullen plaats vinden (hogere kosten sociale zekerheid en investeringen in de samenleving ter beperking van de stijgende uitgaven).

Algemeen wordt aangenomen dat de coronacrisis zal worden gevolgd door een (diepe) economische crisis. Over hoe diep deze zal zijn en wat daarvan voor de gemeentelijke financiën het gevolg zal zijn, valt nog weinig te zeggen. Mogelijk dat er ook een effect zal zijn voor de algemene uitkering, dit is afhankelijk van hoe het rijk op de crisis (bezuinigingen of juist extra uitgeven/investeren?) reageert .

Algemeen

Risicobeheersing wordt in de gemeente Epe procesmatig uitgevoerd in een risicomanagement proces. Het risicomanagement proces is een systematisch en cyclisch proces om risico’s te identificeren, te analyseren en te beoordelen, op basis hiervan maatregelen te nemen (beheersing) en die te evalueren.

Door de gekozen manier van beheersen van een bepaald risico kan er een restrisico voor de organisatie overblijven. Op het moment dat een risico manifest wordt is het uitgangspunt van de gemeente Epe dat er middelen beschikbaar zijn binnen de organisatie zodat de (financiële) gevolgen van het risico geen invloed hebben op de normale bedrijfsvoering. Ofwel restrisico’s dienen opgevangen te worden binnen de normale bedrijfsvoering en hebben daarop geen invloed. Gezien de toename van de onzekerheden is (de norm voor) de algemene reserve verhoogd naar € 2,5 mln. waardoor het eigen vermogen en de de weerstandscapaciteit van de gemeente zijn versterkt.

De relatie tussen de beschikbare middelen (ook wel weerstandscapaciteit genoemd) en de restrisico’s wordt het weerstandsvermogen genoemd. Nader uitgewerkt is het weerstandsvermogen de relatie tussen:

  1. Weerstandscapaciteit: Dit zijn de middelen en mogelijkheden die de gemeente in staat stelt om financiële tegenvallers op te vangen.
  2. Risico’s: Dit zijn de restrisico’s die van materiële betekenis zijn in relatie tot de financiële positie van de gemeente.


Schematisch ziet dat er als volgt uit:

2.2 Beleidskaders

Terug naar navigatie - 2.2 Beleidskaders

In 2018 heeft de gemeenteraad van Epe de nota risicomanagement en weerstandsvermogen vastgesteld. In deze nota is het risicomanagementproces vastgelegd en de kaders aangegeven voor de uitvoering van het risicomanagement en het weerstandsvermogen.

De volgende randvoorwaarden zijn vastgelegd:

  1. het risicomanagement wordt procesmatig en conform de standaarden in de nota risicomanagement en weerstandsvermogen uitgevoerd.
  2. de risico’s waarbij het financiële effect op de bedrijfsvoering Groot tot Zeer groot is en de kans daarop ook Groot tot Zeer groot is, worden (in de regel) maatregelen getroffen voor het restrisico in de vorm van een voorziening, bestemmingsreserves of (structurele) stelpost(en) in de begroting.
  3. de weerstandscapaciteit wordt gevormd uit het saldo van de algemene reserve, de begrotingsruimte of het rekeningresultaat en het bedrag voor onvoorzien.
  4. de ratio voor het weerstandsvermogen is minimaal voldoende (groter dan 1).
  5. de verhouding algemene reserve in relatie tot de benodigde weerstandscapaciteit is minimaal voldoende (groter dan 1).

 

2.3 Weerstandscapaciteit

Terug naar navigatie - 2.3 Weerstandscapaciteit

De weerstandscapaciteit bestaat uit de middelen die de gemeente in staat stelt om financiële tegenvallers op te vangen. Onder deze middelen worden opgenomen de algemene reserve, de begrotingsruimte (of het rekeningresultaat) en het bedrag voor onvoorzien.

De onderdelen van de weerstandscapaciteit kunnen een structureel of een incidenteel karakter hebben. Incidentele weerstandscapaciteit is opgebouwd uit eenmalig beschikbare middelen, structurele weerstandscapaciteit is opgebouwd uit structureel beschikbare middelen. In de onderstaande tabel wordt de weerstandscapaciteit aangegeven.


Bedragen * € 1.000

Weerstandscapaciteit

2021

karakter

Algemene reserve

2.500

incidenteel

Begrotingsruimte 2021

0

incidenteel

Onvoorzien 2021

101

incidenteel

Totaal

2.601

 


De stand van de algemene reserve op 1 januari 2021 bedraagt € 3,9 miljoen. Het surplus boven de minimaal benodigde stand is ingezet bij de onderliggende begroting. Hiermee is € 2,5 miljoen in de algemene reserve beschikbaar voor de weerstandscapaciteit.

 

2.4 Risico’s

Terug naar navigatie - 2.4 Risico’s

Een risico voor een organisatie is een onzekere gebeurtenis die, als die zou plaatsvinden, vertragend of belemmerend  werkt om de doelstellingen te bereiken. De gevolgen van het zich werkelijk voordoen van deze gebeurtenissen vertalen zich vaak in financiële schade maar ook in niet-financiële schade. De inventarisatie van risico’s heeft als doel om de, op het moment van het opstellen van deze jaarrekening, bekende risico’s te benoemen en toe te lichten. Voor zover risico’s als concrete toekomstige financiële verplichtingen te kwantificeren zijn, zijn daarvoor (financiële) voorzieningen gevormd.

Het kwantificeren van risico’s is lastig en in veel gevallen zullen de gemaakte keuzes arbitrair zijn. Bij de kwantificering van risico's wordt gebruik gemaakt van het onderscheid tussen het inherente risico en het restrisico. Het inherente risico is het risico zonder dat er rekening gehouden is met het effect van een beheersmaatregel die getroffen is om het risico in te perken. Door het nemen van beheersmaatregelen wordt de omvang van het risico minder. Het risico dat overblijft na het nemen van beheersmaatregelen wordt het restrisico genoemd.

De risico’s zijn in een risicokaart weergegeven waarbij het effect (het restrisico) van de gebeurtenis op de financiële positie van de gemeente, is afgezet tegen de kans dat de gebeurtenis zich voordoet. Onder de tabel wordt een omschrijving van het risico gegeven en de risicokenmerken benoemd.

 

Risicokaart (op basis van restrisico's)


Toelichting risico’s

Onderstaand wordt een korte toelichting gegeven op de in de risicokaart opgenomen risico's en enkele kenmerken daarvan benoemd. 

Corona en Economische crisis
Risico kenmerken

Zoals in de inleiding bij deze paragraaf geschreven heeft de Corona crisis en de daarna verwachte economische crisis grote gevolgen op het maatschappelijk vlak in de gemeente maar ook op de gemeentefinanciën. De gemeente voert een continue monitor uit op de ontwikkeling van de inkomsten en uitgaven (incidenteel en structureel) als gevolg van de Coronacrisis. Op dit moment is het niet in te schatten hoe diep de gevolgen (financiële effecten) voor de gemeente zullen zijn. Dit is mede afhankelijk van het handelen van de Rijksoverheid. Met het in deze begroting voorgenomen beleid van het vormen van financiële buffers en het niet opnemen van initiatieven voor nieuw beleid in de komende jaren, wil de gemeente inzetten op het zo veel mogelijk opvangen van de effecten van de Coronacrisis en mogelijkheden creëren voor herstel en stimulering. Hiermee wordt ook ingespeeld op de verwachte druk op de gemeentefinanciën. Deze aanpak is conform het gemeentelijk risicomanagement waarbij voor risico's die zich met grote zekerheid zullen voordoen risicoreserves worden gevormd om het effect op de reguliere bedrijfsvoering van de gemeente zo veel mogelijk te reduceren.

Kansklasse: Zeer Groot

Effectklasse na maatregel: onbekend

Restrisico: onbekend 

Ontwikkeling risico: Nieuw

Risico sturing: Reduceren

Risico karakter: Incidenteel / Structureel

Beslag op weerstandscapaciteit: onbekend

 

Sociaal Domein
Risico kenmerken

De middelen voor de uitvoering van de taken in het sociaal domein verstrekt het Rijk via de algemene uitkeringen en integratie-uitkeringen. De gemeente kan dat geld naar eigen inzicht besteden, verantwoording aan het Rijk is niet nodig. De gemeente loopt met de uitvoering van deze taken financiële risico’s. Dit wordt mede veroorzaakt door het 'open einde' karakter van deze taken. Om de risico’s te beheersen is een monitoring systematiek opgezet waardoor tijdig signalen worden ontvangen zodat bijgestuurd kan worden zowel beleidsmatig als in de uitvoering en/of op het financiële vlak. Verder kunnen tegenvallers (incidenteel) worden opgevangen door de reserve risico’s sociaal domein. Omdat de begroting inmiddels redelijk goed kan worden opgebouwd vanuit de ervaringscijfers (reële raming), is de norm voor de hoogte van de reserve bijgesteld naar 5% van de begrotingsomvang voor 3 jaar (was 7,5%).

Voor een verdere toelichting wordt verwezen naar de Paragraaf 9 Sociaal Domein.

Kansklasse: Midden

Effectklasse na maatregel: Zeer klein

Restrisico: Geen

Ontwikkeling risico: Afgenomen

Risico sturing: Reduceren

Risico karakter: Structureel

Beslag op weerstandscapaciteit: Geen

 

Grondexploitatie
Risico kenmerken

De gemeente Epe voert een facilitair grondbeleid. Daarbij is de gemeente bij ontwikkelingen eerder volgend dan initiërend.  Hiermee worden de risico's voor de gemeente sterk beperkt. Voor een verdere uitwerking wordt verwezen naar Paragraaf 7 Grondbeleid. Uit deze paragraaf blijkt  dat de risico’s binnen het grondbedrijf en regionale woningbouwprogrammering voldoende afgedekt worden met een bestemmingsreserve.

Kansklasse: Klein

Effectklasse na maatregel: Zeer klein

Restrisico: Geen

Ontwikkeling risico: Gelijk gebleven

Risico sturing: Reduceren

Risico karakter: Incidenteel

Beslag op weerstandscapaciteit: Geen

 

Verbonden partijen (excl. Lucrato)
Risico kenmerken

De gemeente heeft (zeer uiteenlopende) relaties en verbindingen met instellingen en vennootschappen. In paragraaf 6 wordt uitgebreid ingegaan op relaties en verbindingen van de gemeente met deze verbonden partijen.  Kenmerkend voor verbonden partijen is dat zij op afstand van het college en de gemeenteraad functioneren. Elk van de verbonden partijen hebben hun eigen risicoprofiel met een daarbij behorend pakket aan maatregelen om de bestuurlijke en financiële risico's te beheersen.

Bij verbonden partijen wordt ernaar gestreefd dat de eigen vermogenspositie van de verbonden partij een solide omvang heeft zodat in eerste instantie financiële tegenvallers door de verbonden partij zelf opgevangen kunnen worden.
Het risico van de gemeente in vennootschappen bedraagt formeel niet meer dan de waarde van de aandelen die de gemeente bezit. In de praktijk zal het echter zo zijn dat in financieel slechte tijden (insolvabiliteit) de gemeente bestuurlijk zal worden aangesproken om bij te dragen in mogelijke oplossingen. 

Voor het afdekken van de risico’s in de privaat-publieke samenwerking zijn middelen opgenomen in de reserve bouwgrondexploitatie.

Kansklasse: Klein

Effectklasse na maatregel: Groot

Restrisico: € 392.300

Ontwikkeling risico: Gelijk gebleven

Risico sturing: Reduceren

Risico karakter: Incidenteel

Beslag op weerstandscapaciteit: € 79.000

 

Lucrato Risico kenmerken

Lucrato voert de Wet Sociale Werkvoorziening (Wsw) uit voor de in Lucrato participerende gemeenten: Epe, Apeldoorn en Heerde. Daarnaast biedt Lucrato in opdracht van de gemeenten dienstverlening aan mensen die onder de Participatiewet vallen en een relatief korte afstand tot de arbeidsmarkt (tot 1 jaar) hebben. De deelnemende gemeenten kunnen ook aanvullende dienstverlening bij Lucrato inkopen voor de doelgroep die vanuit de gemeenten wordt bediend: mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt langer dan een jaar of mensen uit de doelgroep participatie.

Uit de vastgestelde Meerjarenbegroting 2020-2023 van Werkbedrijf Lucrato blijkt dat het financiële eindresultaat voor de komende jaren negatief is begroot. De bezuinigingen van het Rijk en de stijgende gemiddelde loonkosten per SW-medewerker hebben een negatief subsidieresultaat tot gevolg. Het macrobudget voor de Rijksbijdrage Wsw staat voor de komende jaren vast en wordt alleen nog aangepast aan de loon- en prijsontwikkeling.

In 2018 is begonnen met het onderzoeken naar een aantal bijsturingsmaatregelen om het tekort dat gaat ontstaan vanaf de begroting 2019 en verder te reduceren. De eerste bijsturingsmaatregelen zijn in 2019 doorgevoerd of worden verder uitgewerkt wat een positief effect moet hebben op het ontstane tekort bij Lucrato. In 2019 wordt het ontstane tekort nog gedekt binnen de reserves van Lucrato. Vanaf 2020, afhankelijk van de hoogte van de tekorten, zal de reserve binnen Lucrato niet meer toereikend zijn. Het aandeel van de gemeente Epe voor het tekort van Lucrato is als taakstelling opgenomen in de begroting 2020 voor een bedrag van € 272.000 en voor 2021 een bedrag van € 240.000. In 2019 is gemeentelijk beleid gemaakt om zo de taakstelling binnen de gebundelde uitkering te kunnen compenseren.

Kansklasse: Zeer groot

Effectklasse: Midden

Restrisico: € 125.000

Ontwikkeling risico: Afgenomen

Risico sturing: Reduceren

Risico karakter: Structureel

Beslag op weerstandscapaciteit: € 100.000

 

Juridische risico's en aansprakelijkheid
Risico kenmerken

De gemeente loopt juridische risico’s, omdat veel primaire processen binnen de gemeente van juridische aard zijn en bij het onrechtmatig handelen van de gemeente kan een schadeclaim worden ingediend of boetes worden opgelegd. Juridische procedures kunnen zowel bestuursrechtelijk als civielrechtelijk van aard zijn.

  1. Bestuursrechtelijke risico’s worden -voor zover het om beschikkingen gaat- beperkt doordat in bezwarenprocedures een toetsing plaatsvindt door een onafhankelijke commissie.
  2. Civielrechtelijke procedures betreffen zowel gevallen waarin de gemeente door derden in een juridische procedure wordt betrokken (dagvaarding, aansprakelijkheidstelling, derdenbeslag etc.) als gevallen waarbij de gemeente zelf tegenover derden een juridische procedure start (aansprakelijkheidstelling, dagvaarding etc.).

Het financiële risico is vaak moeilijk van te voren in te schatten. De kosten voor (verplichte) externe juridische bijstand, alsmede proceskosten, zijn de laatste jaren opgelopen, maar lijken zich te stabiliseren. Het claimen van proceskosten en het toewijzen daarvan door de rechter is standaard geworden. Tegen civielrechtelijke claims, voortvloeiend uit onrechtmatige daad en onrechtmatige besluiten (bijv. vernietigde besluiten) heeft de gemeente zich verzekerd. Voor juridische bijstand, veroordelingen in proceskosten/griffiekosten, eigen risico’s en eigen bijdragen heeft de gemeente regulier budgetten opgenomen.
Naarmate de gemeente meer optreedt als regievoerder en opdrachtgever, wordt de kans dat in de uitvoering verschillen van inzicht optreden over gemaakte afspraken groter. Dit kan ook leiden tot procedures wanneer partijen er niet in slagen hun verschillen van inzicht in onderling overleg op te lossen.

Financiële claims:
Op dit moment loopt er een schadeclaim en een schadestaatprocedure bij de rechtbank. Voor de eventuele financiële gevolgen van de schadestaatprocedure heeft de gemeente, conform het beleid, risico reserveringen getroffen.

Kansklasse: Midden

Effectklasse na maatregel: Groot

Restrisico: € 392.000

Ontwikkeling risico: Toegenomen

Risico sturing: Reduceren

Risicokarakter: Incidenteel

Beslag op weerstandscapaciteit: € 145.000

 

Borg en garantstellingen

Risico kenmerken

De gemeente heeft diverse waarborgen verstrekt voor geldleningen. Dit betekent dat de gemeente als achtervang borg staat op het moment dat de instantie of persoon waaraan de lening verstrekt is, niet aan zijn verplichtingen kan voldoen. De grootste waarborgen die de gemeente heeft verstrekt zijn (1) Waarborgfonds Sociale Woningbouw (WSW) voor woningstichtingen, (2) Waarborgfonds Eigen Woningen (WEW), (3) Waterbedrijf Vitens.

Het risico bij de WSW en de WEW is klein door de structuur. Voordat de waarborgfondsen een beroep doen op de achtervang wordt eerst het vermogen van het Waarborgfonds zelf aangesproken. Is het daarna noodzakelijk om de achtervang aan te spreken dan bestaat er een garantieverdeling van 50% Rijk / 50% gemeenten, in de vorm van een lening. Daarbij vervult het Rijk voor het WEW een volledige achtervang positie voor garantstellingen afgegeven vanaf 1 januari 2011. Door de totale omvang van de achtervang posities (bijna € 100 mln.) kunnen de financiële gevolgen voor de gemeente groot zijn.

Kansklasse: Klein

Effectklasse na maatregel: Zeer groot

Restrisico: € 998.000

Ontwikkeling risico: Gelijk gebleven

Risico sturing: Reduceren

Risico karakter: Incidenteel

Beslag op weerstandscapaciteit: € 200.000

 

Algemene uitkering

Risico kenmerken

Er lopen momenteel 2 trajecten in het kader van de herziening van de algemene uitkering. Het betreft de herverdeling en sociaal domein en de herziening financiële verhoudingen. Verder wordt de decentralisatie-uitkering maatschappelijke opvang/beschermd wonen ingaande 2022 op basis van objectieve maatstaven verdeeld. Het rijk geeft aan dat de definitieve verdeelvoorstellen eind 2020 beschikbaar zijn voor gemeenten. Daarnaast speelt de onzekerheid ten aanzien van het structurele karakter (vanaf 2022) van de aanvullende uitkering van het rijk voor de stijging van de jeugdzorgkosten. Dit alles kan tot een aanzienlijk structureel nadeel leiden.

Voor al deze risico’s is in de begroting 2021-2024 rekening gehouden met een daling van de algemene uitkering oplopend tot € 2.500.000 in 2024.

Kansklasse: Zeer groot

Effectklasse na maatregel: Zeer klein

Restrisico: geen

Ontwikkeling risico: Gelijk gebleven

Risico sturing: Reduceren

Risico karakter: Structureel

Beslag op weerstandscapaciteit: geen

 

Uitkering inkomensvoorziening

Risico kenmerken

Vanuit de via het Rijk beschikbaar gestelde middelen voor de uitvoering van de Wet Bundeling van Uitkeringen Inkomensvoorzieningen aan Gemeente (BUIG) bekostigd de gemeente de inkomensvoorzieningen WWB, IOAZ, IOAW en een deel van de Bbz.  In hoeverre de gemeente uit komt met deze middelen is afhankelijk van o.a. de economische ontwikkelingen binnen de regio als de ontwikkelingen van de verdeelmaatstaven waarop het Rijk de beschikbare middelen verdeelt. Met de reserve BUIG worden deze financiële risico’s opgevangen. De Corona- en de daarop volgende verwachte economische crisis heeft op voor dit werkveld waarschijnlijk grote gevolgen maar is nog onzeker. Hoe daarmee omgegaan is in deze begroting staat beschreven onder het risico "Corona en Economische crisis" en maakt daarmee geen onderdeel uit van het op deze plaats beschreven generieke risico op de uitkering inkomensvoorziening. 

Kansklasse: Midden

Effectklasse na maatregel: Zeer klein

Restrisico: geen

Ontwikkeling risico: Gelijk gebleven

Risico sturing: Reduceren

Risico karakter: Structureel

Beslag op weerstandscapaciteit: geen

 

Organisatie - Personeel

Risico kenmerken

Een risico dat zich altijd kan voordien is het onverwacht wegvallen van personeel op kritische functies door langdurige ziekte, (gedwongen) vertrek van medewerken en boven formatief personeel. Het is niet vooraf te voorzien wanneer en in welke mate dit zich zal voordoen in het personeelsbestand van de gemeente. De financiële consequenties van dit risico kunnen groot zijn. Voor het opvangen van bekende bestaande situaties van langdurige ziekte en bovenformatief personeel is een reserve gevormd die incidenteel deze uitgaven opvangt. Binnen de begroting is een reserve opgenomen om de financiële gevolgen (incidenteel) te dekken.

Kansklasse: Midden

Effectklasse na maatregel: Zeer klein

Restrisico: geen

Ontwikkeling risico: Afgenomen

Risico sturing: Reduceren

Risico karakter: Incidenteel

Beslag op weerstandscapaciteit: geen

 

Omgevingswet

Risico kenmerken

De Omgevingswet treedt 1 januari 2022 in werking en heeft gevolgen voor de hele gemeentelijke organisatie en de daarmee samenhangende financiële middelen. Naar aanleiding daarvan is het 'Programma Omgevingswet' ingericht voor de implementatie van de wet. Het gaat dan zowel om de inhoud van de (fors gewijzigde) regelgeving, als ook de ondersteuning daarvoor; Digitale ondersteuning, werkwijzen en processen die moeten worden aangepast en dienstverlening en participatie gericht op houding, gedrag en communicatie.

De invoeringskosten van de Omgevingswet zijn geraamd in de begroting. Bij de huidige ontwikkeling voor het onderdeel bouwleges kan de lagere opbrengst nog worden gedekt door een onttrekking aan de risico/egalisatie reserve voor de invoering van de Omgevingswet tot en met 2023. In 2024 ontstaat een verwacht tekort van € 85.000, doordat de reserve niet meer toereikend is. De verwachting is dat vanaf 2025 de legesopbrengst rond € 400.000 lager ligt dan nu. Onderzocht gaat worden in hoeverre de lagere opbrengst wordt gecompenseerd door lagere uitgaven (personele capaciteit).

Kansklasse: Midden

Effectklasse na maatregel: Midden

Restrisico: € 242.500

Ontwikkeling risico: Toegenomen

Risico sturing: Reduceren

Risico karakter: Structureel

Beslag op weerstandscapaciteit: € 97.000

 

Groot onderhoud accommodaties en sportvelden en BTW sport

Risico kenmerken

Uit onderzoek blijkt dat de kosten van het groot onderhoud van accommodaties fors stijgen. Het beleidsvoornemen is dat accommodatiebesturen zelf de toegenomen kosten van groot onderhoud in de eigen begroting opnemen.   Het risico is echter aanwezig dat de accommodaties niet in staat blijken deze stijgende kosten op te kunnen vangen. In de gemeentelijke begroting is ervan uitgegaan dat de betreffende stichtingen (Koekoek/Wieken, Hezebrink en PWA) in staat zijn om de helft van de stijgende groot onderhoudskosten voor eigen rekening te nemen.

Daarnaast zullen de komende jaren renovatiewerkzaamheden aan natuur- en kunstgrasvelden bij diverse verenigingen aan de orde komen. Bovendien is door een wetswijziging het recht op aftrek van BTW voor de stichtingen en verenigingen vervallen waardoor er een fors financieel nadeel ontstaat bij de stichtingen en verenigingen.

Kansklasse: Midden

Effectklasse na maatregel: Groot

Restrisico: € 440.000

Ontwikkeling risico: Gelijk gebleven

Risico sturing: Reduceren

Risico karakter: Structureel

Beslag op weerstandscapaciteit: € 264.000

 

Onderhoud Openbare Ruimte Risicokenmerken

Het beheer van de Openbare Ruimte is in de gemeente uitbesteedt aan Axent via een dienstverleningsovereenkomst. Axent voert het onderhoud uit op basis van door de gemeente opgestelde specificaties. Echter de leefomgeving verandert door klimaatverandering, burgers hebben veranderde wensen/eisen ten aanzien van het onderhoudsniveau en bijvoorbeeld de biodiversiteit en verschillende onderdelen van het gemeentelijk "areaal" verouderen (denk bijvoorbeeld aan het ouder worden van bomen waardoor meer onderhoud nodig is). Daarnaast blijkt het contractueel afgesproken indexpercentage structureel lager te liggen dan de stijging van de werkelijke kosten die aannemers maken. Dit leidt tot het risico dat bij een nieuwe opdracht de kosten van dezelfde werkzaamheden structureel veel hoger liggen. Al met al zien we dat ook bij een gelijkblijvend niveau van onderhoud van de openbare ruimte de kosten zullen gaan stijgen de komende jaren. In de komende jaren zal in de reguliere periodieke actualisatie van beheerplannen, financiële voorzieningen en reserves rekening gehouden worden met deze ontwikkelingen.

Kansklasse: Groot

Effectklasse na maatregel: Midden

Restrisico: € 220.000

Ontwikkeling risico: Toegenomen

Risico sturing: Reduceren

Risico karakter: Structureel

Beslag op weerstandscapaciteit: € 135.000

 

Opbrengst afvalstoffenheffing

Risicokenmerken

Door de invoering van diftar worden de in deze begroting opgenomen opbrengst uit de afvalstoffenheffing meer onzeker dan voorgaande jaren. Dat komt omdat diftar zal leiden tot gedragsverandering in het afvalaanbod en omdat er meer variabelen zijn die de inkomsten uit de heffing bepalen. Die gedragsverandering is mede afhankelijk van de gemaakte tariefstelling. Naarmate de prijsprikkel om grondstoffenaanbod te reduceren groter wordt, wordt het vastrecht lager. Een lager vastrecht betekent dat niet alle vaste lasten gedekt worden door het vastrecht. Een deel wordt dan bekostigd uit de variabele tarieven. Mocht diftar leiden tot meer afvalreductie dan nu voorzien, dan ontstaat een dekkingstekort.

Kansklasse: Midden

Effectklasse na maatregel: Midden

Restrisico: € 100.000

Ontwikkeling risico: Toegenomen

Risico sturing: Reduceren

Risico karakter: Structureel

Beslag op weerstandscapaciteit: € 40.000

 

Vervallen risico’s en andere risicomutatie
Ten opzichte van de vorige publicatie van risico's (bij de jaarrekening 2019) is het risico voor de Basismobiliteit vervallen omdat de betreffende verbonden partij de taakstelling heeft kunnen realiseren. Ook het risico voor de Veiligheidsregio NOG is zodanig afgenomen (gehalveerd door verlaging van de taakstelling) dat deze niet meer is opgenomen in deze paragraaf.

 

2.5 Conclusie weerstandsvermogen

Terug naar navigatie - 2.5 Conclusie weerstandsvermogen

De gekwantificeerde risico’s afgezet tegen de beschikbare weerstandscapaciteit laat het volgende beeld zien:

 

Weerstandsvermogen

2021

Weerstandscapaciteit

2.601

Risico's

1.060

Weerstandsvermogen

1.541


Gerekend in ratio’s wordt de weerstandscapaciteit ultimo 2021 als volgt weergegeven:

  1. Algemene reserve in relatie tot de risico’s:       2,4
  2. Weerstandscapaciteit in relatie tot risico’s:     2,5


De stand van de algemene reserve bedraagt € 2,5 miljoen. De ratio weerstandscapaciteit in relatie tot de risico’s (2,5) is uitstekend.

 

2.6 Kengetallen

Terug naar navigatie - 2.6 Kengetallen

De gemeente is op basis van de regelgeving (BBV) verplicht een vijftal kengetallen in de begroting op te nemen. Deze geven een inzicht in de financiële positie van de gemeente. In de onderstaande tabel worden deze kengetallen weergegeven.

 

Kengetal

Verslag
2019

Begroting
2020

Begroting
2021

Begroting
2022

Begroting
2023

Begroting
2024

1a. Netto schuldquote

-7,3%

6,1%

-1,9% -0,3% 0,3% -1,0%

1b. Netto schuldquote gecorrigeerd voor alle verstrekte leningen

-13,2%

1,2%

-7,7% -6,4% -5,7% -7,1%

2.  Solvabiliteitsratio

78%

68%

74%

72% 71% 72%

3.  Grondexploitatie

-0,5%

0,1%

-0,5% -0,5% -0,5% -0,5%

4.  Structurele exploitatieruimte

6,7%

2,4%

1,9% 1,4% 0,2% 0,3%

5.  Belastingcapaciteit

92%

92%

94% 97% 105% 107%

 

2.6.1    Netto schuldquote

De netto schuldquote geeft inzicht in het niveau van de schuldenlast van de gemeente ten opzichte van de eigen middelen. Het geeft een indicatie in welke mate de rentelasten en aflossingen op de exploitatie drukken. Omdat er bij de door de gemeente verstrekte leningen onzekerheid kan bestaan over of ze allemaal worden terugbetaald wordt bij de berekening van de netto schuldquote onderscheid gemaakt door het kengetal te berekenen zowel inclusief als exclusief de doorgeleende gelden.

Duiding
In de afgelopen jaren zijn de totale schulden van de gemeente sterk afgenomen (van € 20 mln. in 2011 naar € 8 mln. in 2019). De financiële bezittingen (in de vorm van uitgegeven lang- en kortlopende leningen, liquide middelen en overlopende activa) van de gemeente zijn flink toegenomen in diezelfde periode. Dit heeft er eind 2019 toe geleid dat de financiële bezittingen van de gemeente groter zijn dan de totale schulden. Dit komt tot uitdrukking in negatieve percentages. De netto schuldquote blijft in deze programmabegroting ook voor de komende jaren onder de nullijn. Dat betekent dat de financiële bezittingen van de gemeente ook de komende jaren de schulden overtreffen. 

 

2.6.2    Solvabiliteit
De solvabiliteitsratio geeft inzicht in de mate waarin de gemeente in staat is aan zijn financiële verplichtingen te voldoen. Onder de ratio wordt verstaan het eigen vermogen (algemene en bestemmingsreserves en het gerealiseerde resultaat) als percentage van het balanstotaal.

Duiding
Het solvabiliteitspercentage van de gemeente is de afgelopen jaren gestegen en kwam in de jaarrekening 2019 uit op 78%. Door het op begrotingsbasis licht oplopen van de kortlopende schulden en door het fluctueren van de hoogte van het eigen vermogen in de geprognosticeerde balans als gevolg van de ontwikkelingen in de bestemmingsreserves (met name de verklaarbare dalingen in de reserve risico's Sociaal Domein, eenmalige dekkingsmiddelen en de kapitaallasten reserve) loopt het balanstotaal in de komende jaren terug. Hierdoor daalt de solvabiliteit op begrotingsbasis de komende jaren maar blijft op een uitstekend niveau boven de 70%.

 

2.6.3    Grondexploitatie
Dit kengetal geeft weer hoe de waarde van de grond zich verhoudt tot de totale baten. De boekwaarde van de gronden is van belang omdat deze waarde moet worden terugverdiend bij de verkoop. Voor de risico’s in de grondexploitatie heeft de gemeente op haar balans een risicoreserve gevormd. De accountant beoordeelt ieder jaar in de controle de waardering van de gronden op de balans en de hoogte van de gevormde reserve.

 

2.6.4    Structurele exploitatieruimte
Dit kengetal is van belang om te beoordelen welke structurele ruimte de gemeente heeft om de eigen lasten te dragen of welke structurele stijging van de baten of structurele daling van de lasten daarvoor nodig is.

Duiding
De structurele lasten (exclusief de structurele onttrekkingen aan reserves) zijn over de planperiode 2021-2024 alleen in het eerste jaar lager dan de structurele baten per programma. Met ingang van het tweede planjaar liggen de structurele lasten (exclusief de structurele onttrekkingen aan reserves) hoger dan de structurele baten per programma. In 2022 is dat € 0,4 mln. en loopt op tot € 1,4 - € 1,5 mln. in de twee planjaren daarna.

Als de structurele toevoegingen en onttrekkingen aan reserves betrokken worden bij de bepaling van de structurele exploitatieruimte dan is het beeld dat de meerjarenbegroting en elk planjaar structureel sluitend is wat inhoudt dat het saldo van de structurele baten inclusief structurele onttrekkingen aan reserves groter is dan het saldo van structurele lasten inclusief de structurele toevoegingen aan reserves.

 

2.6.5    Belastingcapaciteit
De belastingcapaciteit geeft inzicht hoe de belastingdruk in de gemeente zich verhoudt ten opzichte van het landelijk gemiddelde.

Duiding
Dit kengetal laat zien dat de woonlasten in de gemeente stijgen. Wel is het zo dat de afvalstoffenheffing met meer onzekerheid is omgeven dan normaal nu is uitgegaan van het nieuwe grondstoffenplan, maar in het kengetal de afvalstoffenheffing op basis van het huidige tarievenbeleid is meegenomen. Daarnaast is bij de rioolheffing uitgegaan van de tarieven in het huidige GRP. Die voorziet in een stijging van 3,25%. In het nieuwe plan wordt (vermoedelijk) uitgegaan van een lager percentage.

 

Paragraaf 3 | Onderhoud kapitaalgoederen

3.1 Inleiding

Terug naar navigatie - 3.1 Inleiding

In de paragraaf onderhoud kapitaalgoederen wordt het beleidskader over het onderhoud van kapitaalgoederen weergegeven. De belangrijkste criteria in het beleidskader zijn “schoon, heel en veilig”, waarbij het gekozen uitgangspunt de gewenste kwaliteit in verhouding tot de beschikbare middelen is. De kwaliteit en het onderhoud van de kapitaalgoederen is bepalend voor het voorzieningenniveau en de daarmee samenhangende jaarlijkse lasten. Omdat met het onderhoud van de kapitaalgoederen een aanzienlijk deel van de begroting is gemoeid, is een goed overzicht van belang voor het inzicht in de financiële positie van de gemeente. De paragraaf onderhoud kapitaalgoederen geeft, net als de andere paragrafen, een dwarsdoorsnede van de begroting omdat de kosten van het onderhoud van de kapitaalgoederen over verschillende programma’s is verspreid.

 

3.2 Beleidskaders

Terug naar navigatie - 3.2 Beleidskaders

Het beleid voor het onderhoud van de kapitaalgoederen is vastgelegd in de onderstaande beleidsplannen:

  • Wegenbeleidsplan
  • Gemeentelijk Rioleringsplan
  • Groenstructuurplan / Bomenbeleidsplan
  • Beleidsplan openbare verlichting
  • Beleidsplan civiele kunstwerken
  • Beleidsplan gemeentelijke begraafplaatsen
  • Beheervisie begraafplaatsen (2018-01733)

 

3.3 Stand van zaken

Terug naar navigatie - 3.3 Stand van zaken

Hieronder wordt – per gemeentelijk kapitaalgoed – aangegeven wat de stand van zaken is met betrekking tot de uitvoering van het beleid, welke relevante ontwikkelingen er spelen, of er noodzaak is voor bijstelling van het beleid, de financiële consequenties van het beleid en de vertaling ervan in de begroting.

Financiële vertaling van het onderhoud in de begroting (bedragen in € 1.000):

Beleids-en beheerplan

Jaar vaststelling raad

Looptijd t/m

Achterstand onderhoud

Kosten 2019

Begroting 2020

Structureel m.i.v. 2021

Wijze

Wegen

2014

2019

Nee

1.385

2.175

2.246

structureel budget met egalisatiereserve

Riool

2016

2020

Inventarisatie t/m 2020

647

752

697

structureel budget

Civiele kunstwerken

2017

2022

Nee

11

17

17

storting voorziening

21

15

18

structureel budget

Bomen en groen

2010

-

 Nee

882

917

980

structureel budget

Openbare verlichting

2018

2026

 Nee

1

1

1

storting voorziening

60

55

57

structureel budget

Gebouwen

-

-

Nee

278

263

283

storting voorziening

170

208

220

structureel budget

 

De kosten 2019 betreffen de werkelijk gemaakte kosten in dat jaar. De financiële vertaling in de begroting vindt plaats door het instellen van een onderhoudsvoorziening waarin jaarlijks een gelijkblijvend bedrag wordt gestort of door een structureel budget waaruit de onderhoudskosten worden betaald eventueel aangevuld met een egalisatiereserve waarmee de lasten gelijkelijk over de jaren verspreid worden.
Onder gebouwen zijn het gemeentehuis, de brandweerkazernes, wijkgebouwen, bibliotheken, dienstgebouwen, de ossenstal, gymlokalen, streekarchief, kinderopvang opgenomen. Voor al deze gebouwen zijn er actuele Meerjarenonderhoudsplannen.

 

3.3.1  Wegen

In gemeente Epe ligt ongeveer 885 kilometer in lengte aan wegen. In oppervlakte is dat ca 300 ha. Bijna de helft van deze oppervlakte bestaat uit asfalt, 30% uit elementen en 20% is onverhard of bestaat uit beton.  Jaarlijks wordt het weg areaal geïnspecteerd. Naar aanleiding van de inspectieresultaten wordt een onderhoudsprogramma opgesteld voor het jaar volgend op het jaar waarin de inspectie plaats had.

In de begroting zijn structureel extra middelen opgenomen om de kwaliteit van de wegen in het buitengebied op langere termijn naar een hoger niveau te tillen. Ten behoeve van het groot onderhoud van wegen beschikt de gemeente over een structureel budget. Daarnaast is er een egalisatiereserve onderhoud wegen die de fluctuerende uitgaven voor het onderhoud over de jaren heen egaliseert door middel van een storting in of onttrekking aan deze egalisatiereserve. Het budget en de egalisatiereserve onderhoud wegen is zodanig dat het kwaliteitsniveau Laag voor de wegen in de gemeente kan worden gehandhaafd, conform het wegenbeleidsplan.

3.3.2  Riolering

Het rioolnetwerk in de gemeente is 474 kilometer lang. Daarvan is 244 kilometer drukriolering en 230 kilometer vrijverval riolering. Het drukrioolstelsel is voorzien van 1.023 mini gemalen en 21 riool gemalen. Alle gemalen worden jaarlijks preventief onderhouden. In het Gemeentelijk Riolerings Plan  (GRP) zijn de benodigde maatregelen voor het verbeteren en in standhouden van de riolering genoemd. De verwachte uitgaven voor onderhoud en vervanging van de riolering zijn daarin opgenomen en vertaald in de begroting. De meeste urgente locatie gebaseerd op gebruik, leeftijd en materiaalsoort worden als eerste geïnspecteerd. Hiermee worden risico’s verder ingeperkt.

Jaarlijks wordt een deel van het areaal geïnspecteerd met gedetailleerde camera-inspecties. De bevindingen worden nader uitgewerkt in het Rioolbeheerplan. Het doel is aan het einde van de planperiode de kwalitatieve toestand van nagenoeg alle riolen in beeld te hebben.

 

3.3.3  Bruggen

De gemeente Epe heeft in totaal 66 bruggen en 2 fietstunnels in eigendom. De kosten voor de vervanging van bruggen worden betaald uit een daartoe ingestelde reserve. Voor het opvangen van kosten voor het onderhoud van de bruggen is een onderhoudsvoorziening ingesteld. De hoogte van deze voorziening is in lijn met het beleidsplan bruggen. De geraamde financiële middelen in de begroting zijn voldoende om het huidige niveau in stand te houden. Voor de periode 2018-2022 is een beleidsplan Civiele werken vastgesteld.

 

3.3.4  Bomen en groen

Het Bomenbeleidsplan en het Groenstructuurplan geven de toekomstvisie weer van de gemeente Epe op groen in de openbare ruimte van de bebouwde kommen van Epe, Vaassen, Emst en Oene. In de kernen en het buitengebied (exclusief het bosgebied) staan ruim 32.500 onderhoudsplichtige bomen op gemeentelijke gronden. Om de boomveiligheid te waarborgen worden de bomen regelmatig gecontroleerd. De frequentie is op basis van kwaliteit en gebruiksdruk geprioriteerd.

Het onderhoud van de openbare ruimte - waaronder bomen en gazons (ongeveer 50 ha), zandwegen en begraafplaatsen - is vastgelegd in het Beeldkwaliteitplan openbare ruimte (BOR). De beeldkwaliteit wordt geborgd door maandelijks een schouw uit te voeren. Voor de centra en wijken van Epe en Vaassen vindt het onderhoud op tenminste het niveau ‘basis’ plaats. Daarnaast wordt extra aandacht geschonken aan de bestrijding van boomziekten zoals de kastanjeziekte, iepziekte en essentaksterfte en de bestrijding van invasieve exoten zoals de Japanse duizendknoop, reuzenberenklauw e.d.

Voor het opstellen van een nieuw Bomenbeleidsplan is in 2019 een bedrag in de begroting opgenomen.  Het Groenstructuurplan zal worden meegenomen in de Omgevingsvisie in het kader van de nieuwe Omgevingswet.

Het onderhoud van de openbare ruimte is uitbesteed aan Axent Groen en vastgelegd in een overeenkomst met een looptijd tot 2025. Daarin is vastgelegd dat Axent Groen de openbare ruimte op basisniveau onderhoudt. Gemeente Epe heeft hierin de rol van opdrachtgever en toezichthouder op de geleverde kwaliteit in de openbare ruimte. De geraamde financiële middelen in de begroting zijn voldoende om het huidige niveau in stand te houden.

 

3.3.5  Openbare verlichting

Het beleids- en beheerplan openbare verlichting 2017-2026 heeft als belangrijkste doel van het leggen van een bestuurlijke, beheersmatige en financiële basis voor de zorg voor de openbare verlichting in de planperiode met een doorkijk naar de daaropvolgende jaren. In 2016 is via “Epe spreekt” een onderzoek gedaan hoe de burgers van de gemeente Epe de openbare verlichting ervaren. Op basis van deze resultaten is een nieuw beleidsplan voor de periode 2017-2026 opgesteld.

Er zijn 5.859 masten, 6.035 armaturen en 6.213 lampen in beheer.  In de gemeente staan 8 provinciale masten, 355 Triada masten en  Dorpsbelang Oene 6 stuks. Het doel is om de komende jaren geheel de gemeente Epe uit te rusten met LED verlichting. Voor het onderhoud is er een voorziening waarin jaarlijks een bedrag wordt gestort. Op basis van de nieuwe aanbesteding wordt opnieuw beoordeeld of de hoogte van de storting juist is of dat deze bijgesteld dient te worden. De geraamde financiële middelen in de begroting zijn voldoende om het huidige niveau in stand te houden.

 

3.3.6  Gebouwen

Er zijn 47 gebouwen en woningen in beheer en onderhoud  bij gemeente Epe, waarvan 6 gymlokalen. Voor alle gebouwen en woningen is een Meerjarenonderhoudsplan (MJOP) vastgesteld. Het MJOP is gericht op het in stand houden van de bestaande gebouwen. Per jaar wordt 50% van de  MJOP's van de gebouwen geactualiseerd, zodat een cyclus van 2 jaar ontstaat. Een actuele MJOP levert een begroting voor de onderhoudsvoorziening en levert tevens de gegevens voor een jaarplanning voor de uitvoering. Het onderhoudsniveau wordt bepaald op basis diverse uitgangspunten, zoals toekomst, bouwjaar, huidige status e.d.

Op basis van de MJOP's zijn voorzieningen gevormd, waaruit het groot onderhoud wordt bekostigd voor o.a. het gemeentehuis, de binnen- en buitenzijde van de gymzalen, de brandweerkazernes, kinderopvang St. Crusiusweg, de wijkgebouwen, de bibliotheken, de Ossenstal, gemeentewerf Kweekweg, de Milieustraat Vaassen, gebouwen begraafplaatsen en het Streekarchief. Het dagelijks onderhoud wordt bekostigd uit structurele budgetten die in de begroting zijn opgenomen. De geraamde financiële middelen in de begroting zijn voldoende om het huidige niveau in stand te houden.

 

3.3.7 Begraafplaatsen

Voor de gemeentelijke begraafplaatsen is het beleidsplan begraafplaatsen vastgesteld. Voor de uitvoering van het beheer en onderhoud van de gemeentelijke begraafplaatsen is een Beheervisie begraafplaatsen vastgesteld. De Beheervisie omschrijft de verschillende sferen en karakteristieken per begraafplaats en bepaald hoe deze kunnen worden behouden en waar nodig versterkt kunnen worden. De geraamde financiële middelen in de begroting zijn voldoende om de benodigde werkzaamheden die in de Beheervisie staan omschreven te kunnen uitvoeren. 

 

Paragraaf 4 | Financiering

4.1 Inleiding

Terug naar navigatie - 4.1 Inleiding

De paragraaf financiering heeft tot doel inzicht te verschaffen in de activiteiten die zich richten op het besturen en beheersen van, het verantwoorden over en het toezicht houden op de financiële vermogenswaarden, de financiële stromen, de financiële posities en de hieraan verbonden risico’s, ofwel: treasury.

 

4.3 Relevante ontwikkelingen / risico’s

Terug naar navigatie - 4.3 Relevante ontwikkelingen / risico’s

4.3.1    Treasurybeheer

De Wet fido geeft twee concrete richtlijnen voor de gemeenten voor het beheersen van renterisico’s. Het gaat daarbij om de kasgeldlimiet en de renterisiconorm.

4.3.2    Kasgeldlimiet

Een belangrijk uitgangspunt van de Wet fido is het vermijden van grote fluctuaties in de rentelasten. Juist voor kortere financiering geldt dat het renterisico aanzienlijk kan zijn, aangezien fluctuaties in de rente bij korte financiering direct invloed hebben op de rentelasten. Om een grens te stellen aan de korte financiering is in de Wet fido de kasgeldlimiet opgenomen. De kasgeldlimiet wordt berekend als een percentage (8,5%) van het totaal van de jaarbegroting van de gemeente bij aanvang van het begrotingsjaar. Voor Epe bedraagt de kasgeldlimiet voor 2021 ca. € 7.650.000 (zie bijlage 7).

Uitgangspunt is dat het financieringstekort zoveel mogelijk met kort geld wordt gefinancierd omdat het rentepercentage voor kort geld lager is dan het percentage voor leningen met een lange looptijd. Voor het (eventuele) restant van het financieringstekort worden leningen met een langere looptijd aangetrokken.

4.3.3    Renterisiconorm

Het doel van de renterisiconorm is het beperken van de gevolgen van een stijgende kapitaalmarktrente op de rentelasten van de organisatie. Dit wordt bereikt door een limiet te stellen aan dat deel van de vaste schuld waarover het rentepercentage in een bepaald jaar moet worden aangepast aan de op dat moment geldende markttarieven. De bedoelde aanpassingen van rentepercentages doen zich voor bij herfinanciering en renteherziening.

De renterisiconorm stelt dat per jaar maximaal 20% van het begrotingstotaal in aanmerking mag komen voor herfinanciering en/of renteherziening. De renterisiconorm bedraagt €18.000.000 (zie bijlage 7). Het renterisico voor 2021 is 0 en blijft ruim onder de renterisiconorm.

 

4.4 Financiering

Terug naar navigatie - 4.4 Financiering

4.4.1    Financieringspositie

Voor 2021 bedraagt het financieringstekort op begrotingsbasis ongeveer € 3,6 miljoen. Dit tekort wordt gefinancierd met kortlopende geldleningen.

Bij het opstellen van de begroting is uitgegaan van de volgende structurele percentages:

  • Rente kort:    1,0 %
  • Rente lang:    2,0 %


In de meest recente rentevisie van De Nederlandsche Bank (juni 2020) worden de volgende percentages verwacht:

Rentevisie DNB

2021

2022

Rente kort

-0,4%

-0,4%

Rente lang

-0,2%

-0,1%

 

De rentevisie van De Nederlandsche Bank geeft aanleiding om net als bij de vorige programmabegroting het rentepercentage voor de eerste twee begrotingsjaren tijdelijk te verlagen naar:

 

Rente MJB

2021

2022

2023

2024

Rente kort

0,0%

0,0%

1,0 %

1,0%

Rente lang

0,1%

0,2%

2,0 %

2,0 %

 


4.4.2    Leningenportefeuille

Epe heeft in 2020 geen langlopende leningen. De laatste langlopende lening liep medio 2019 af. 

In het kader van het financieel toezicht publiceert de provincie een overzicht van de schuldenpositie van de gemeenten in Gelderland. Uit dat overzicht blijkt dat de netto schuld per inwoner van Epe in vergelijking met de andere Gelderse gemeenten laag is. In de publicaties van de afgelopen jaren staat Epe op een 6e plaats van de gemeenten met de minste schulden.

Het investeringsniveau zal het komende jaren relatief hoog zijn. Gelet op de geplande investeringen de komende jaren (zoals herinrichting centra, verbouw gemeentehuis, investeringsbijdrage onderwijshuisvesting, wegen en rioleringsprojecten) is de verwachting dat het totale investeringsniveau ruim € 20 mln. zal bedragen. Naar verwachting kan dit niet meer met alleen eigen middelen gefinancierd worden maar zullen aanvullend externe financieringsmiddelen moeten worden aangetrokken. Overigens zijn de rentelasten voor alle geplande investeringen in de begroting opgenomen.

4.4.3    Uitzettingen

Alle decentrale overheden, waaronder gemeenten moeten hun overtollige middelen in de schatkist aanhouden. Daarnaast heeft de gemeente diverse uitzettingen/beleggingen bij o.a. de BNG en Vitens uit hoofde van haar publieke taak.

4.4.4  Renteschema

Het inzicht in de rentelasten uit externe financiering, het renteresultaat  en de wijze van rentetoerekening is opgenomen in een schema dat als bijlage van de financieringsparagraaf is opgenomen.

 

4.5 EMU-saldo

Terug naar navigatie - 4.5 EMU-saldo

In de wet zijn bepalingen opgenomen over het maximale toegestane EMU-saldo van de overheid en eventuele mogelijke sancties bij overschrijding van deze norm. In het bestuurlijk overleg tussen rijk en de decentrale overheden van 23 mei 2018 is afgesproken dat de EMU-tekortnorm voor 2019-2022 –0,4% van het bruto binnenlands product (bbp) is. In de septembercirculaire 2020 is voor 2021 een referentie waarde per gemeente opgenomen. Een individuele EMU referentie waarde betreft geen norm maar een indicatie van het aandeel dat de gemeente in de gezamenlijke tekort norm heeft.

Ontwikkeling EMU-saldo decentrale overheden (percentage van het bruto binnenlands product):

 

2016

2017

2018

2019

2020

2021

2022

tekortnorm

- 0,4%

- 0,3%

 - 0,3%

- 0,4%

- 0,4%

- 0,4%

- 0,4%

realisatie

- 0,3%

- 0,15

- 0,1%

 

 

 

 

raming

     

- 0,1%

- 0,2%

- 0,2%

- 0,2%


Voor de komende jaren werd, op basis van ramingen van Centraal Planbureau, verwacht dat de decentrale overheden binnen de afgesproken norm blijven van het financieel akkoord. De effecten van de coronacrisis op de realisatie van de tekortnorm  zijn nog niet in kaart gebracht. 

Met het oog op een betere raming en beheersing van het EMU-saldo is een meerjarig EMU-saldo opgenomen in de financiële begroting.

 

4.6 Conclusie

Terug naar navigatie - 4.6 Conclusie

De financiering en tijdelijke uitzettingen van overtollige middelen vinden plaats binnen de kaders van het treasurystatuut. De richtlijnen van de Wet fido (de kasgeldlimiet en de renterisiconorm) zullen niet worden overschreden.

 

Paragraaf 5 | Bedrijfsvoering

5.1 Inleiding

Terug naar navigatie - 5.1 Inleiding

De paragraaf bedrijfsvoering heeft tot doel inzicht te geven in de beleidsvoornemens op het gebied van de bedrijfsvoering en de ontwikkeling van de organisatie. Een goede bedrijfsvoering is een rand voorwaarde voor een succesvolle uitvoering van de primaire processen en ontwikkelingen zoals gebiedsgericht werken en de omgevingswet. Onder bedrijfsvoering wordt verstaan: personeel en organisatie, informatievoorziening en automatisering, financiën, huisvesting (incl. facilitaire zaken), interne communicatie en juridische zaken (PIOFHA-JC).

5.3 Beleidsvoornemens

Terug naar navigatie - 5.3 Beleidsvoornemens

Net als veel andere gemeenten staat Epe voor een grote opgave: de samenleving verandert snel en er wordt van overheidsorganisaties een andere rol invulling gevraagd. Waar we voorheen vaak de bepaler waren, hebben we steeds vaker de rol van medespeler. Dat vraagt nogal wat. Van de raad, het college en het ambtelijk apparaat. Voor iedereen heeft dit gevolgen.

Ook in Epe heeft deze ontwikkeling geleid tot een politieke ambitie om de organisatie en werkwijze hierop in te richten. ‘We streven naar een ondernemende, op netwerken en samenwerking gerichte organisatie, die als vanzelfsprekend in verbinding staat met ‘buiten’. De kernwaarden onderscheidend, duurzaam, verbindend en verrassend staan hierin voorop.

Om invulling te geven aan de visie op de organisatie wordt ingezet op de volgende onderdelen.

5.3.1 Organisatie

Terug naar navigatie - 5.3.1 Organisatie

Het verbeteren van de dienstverlening voor onze inwoners en ondernemers is een van onze kerntaken. Afgelopen jaren is met het programma NUePe en het vervolgprogramma Sterk Werk hierop ingezet en zijn al mooie resultaten geboekt zoals de het digitaal zaken doen via 'Mijn Epe'. De samenleving ontwikkelt verder en nieuwe eisen ontstaan, wij willen hierin mee. De maatschappelijke ontwikkelingen vragen om een organisatie waarin professionals in hun kracht staan. Die de ruimte hebben om onze samenleving optimaal te kunnen bedienen. Dat gaat niet vanzelf. De ervaring is dat deze manier van werken een beroep doet op andere competenties dan ‘voorheen’ en misschien nog wel meer tijd kost dan het oude, meer regelende en inhoudelijke werken. De ontwikkeling van de vaardigheden en competenties die dit ondersteunen is dan ook een belangrijke opgave.

Naast deze ontwikkelingen zien we ook een krapte in de arbeidsmarkt en wordt het steeds lastiger goed personeel te vinden. Daarmee wordt arbeidscommunicatie steeds belangrijker en ook zal er meer geïnvesteerd moeten worden in werving en selectie. Er zullen nieuwe ingangen gezocht moeten worden in de werving om aan de vraag te kunnen voldoen.

Belangrijk in de ontwikkeling is de gemeentelijke rol die zich meer richt op sturen-leiden-coördineren en die de uitvoering in belangrijke mate overlaat aan inwoners, maatschappelijke organisaties en bedrijven. De gemeente zoekt nadrukkelijk de samenwerking met inwoners, partners in de samenleving en regio-/buurgemeenten. 

De organisatie heeft gekozen voor procesmatig werken voor de  bedrijfsprocessen en projectmatig werken voor de eenmalige activiteiten zodat er snel en adequaat ingespeeld kan worden op de veranderende omgeving en de vraag uit de samenleving. De besturing van de organisatie wordt zo vorm gegeven dat er maximaal ingezet kan worden op continu verbeteren. Deze ontwikkeling van taak- en functiegericht werken naar het werken in processen, opgaven en (regie)rollen staat de komende jaren centraal.

In het programma Sterk Werk zijn de activiteiten en projecten samengebracht die nodig zijn om de gemeentelijke organisatie sterk en toekomstbestendig te maken. Het programma is een meerjarig traject en volgt hierna in een samengevatte vorm. 

Covid-19 en onze bedrijfsvoering
Sinds de uitbraak van Covid-19 werken we conform de richtlijnen van de Rijksoverheid. We werken zoveel mogelijk vanuit huis, hanteren extra hygiëne maatregelen, looproutes en afspraken rondom het gebruik van vergaderruimtes voor zowel in- als externen en we hanteren richtlijnen voor bijeenkomsten die de gemeente organiseert in de samenleving. Het thuis werken kent een eigen dynamiek waar onze interne bedrijfsvoering op in heeft gespeeld en blijvend op in moet spelen. Uit een onlangs gehouden enquête onder onze medewerkers blijkt dat wij goed in staat zijn ons werk vanuit huis te doen. De digitale middelen zijn goed, we kunnen veel op afstand. Er is wel behoefte aan persoonlijk contact en fysieke afstemming. Daarin proberen we (beperkt) te voorzien. Onze medewerkers geven aan dat zij structureel een combinatie van thuis en op kantoor werken als meest passend voor het uitvoeren van hen werkzaamheden zien. Naar verwachting zal deze hybride werkvorm het nieuwe normaal worden. Dit vraagt meer audiovisuele middelen ter ondersteuning en deze zullen in 2021 georganiseerd worden. Ook leidinggeven op afstand is een thema wat we in de aankomende tijd specifiek aandacht geven. We blijven oog houden voor resultaat en de persoonlijke verbinding. Zowel met medewerkers, via onze warme contacten in de samenleving en met inwoners in het algemeen.

 

 

Activiteiten

Planning

Mijlpalen/resultaten

Toelichting

 

I. STERKE WERKNEMERS (Dynamischer personeelsbestand)

LEAN leiderschap

2020-2021

  • Uitvoering LEAN
    Leiderschap agenda o.b.v. nieuw competentieprofiel (w.o. het goede gesprek, Groepsgericht leidinggeven, verdere verdieping van LEAN)

De ontwikkeling van Lean leiderschap optimaal ondersteunend aan procesgericht en LEAN werken en de ontwikkeling van medewerkers. 

Passende HRM (inrichten HRM instrumentarium)

2020-2021

  • Verder ontwikkelen en HRM-instrumentarium w.o.generatiepact,  werving en selectie, opleiding&ontwikkeling, talentontwikkeling.

Ontwikkelen HRM instrumentarium dat ontwikkeling van de organisatie effectief ondersteunt

Vergroten vakmanschap

2020-2021

  • Op basis van visie en competenties ‘ambtenaar van de toekomst’ trainen en opleiden van medewerkers d.m.v. implementeren Strategische Opleidingsaanpak (denk aan inrichten creatieprocessen, gespreksvoering, Politiek bestuurlijke sensitiviteit, Regie voeren, Feedback)
  • 2020/2021: Oprichten en uitvoeren Eper Academie

Effectief, gericht en duurzaam vergroten van de kennis en toekomstgerichte competenties van onze medewerkers (‘ambtenaar van de toekomst’)

Medewerkers onderzoek (MO)

 2019-2021

  • Uitvoering activiteiten n.a.v. uitkomst MO 2019

Monitoring  top3 uit het MO staat op de agenda bij de kwartaalbespreking van de werkplannen

II. STERKE WERKWIJZE (Proces gestuurd en projectmatig werken)

Projectmatig werken

2020-2021

  • Verdere ontwikkeling en implementatie projectmatig werken waaronder Scrum (Scrum is een projectaanpak om te komen tot een tastbaar product. Het past binnen de LEAN systematiek)

 

Verdere Implementatie processturing

2020-2021

  • Implementatie processtructuur en processturing o.b.v. advies procesgericht werken d.d. juni 2018.
  • Aanpassing en toebedeling rollen en bevoegdheden.
  • Implementatie procesbeschrijvingen incl.  procestooling.

Doel: Voor de terugkerende werkzaamheden werkt de gemeente Epe volledig procesgericht. Hierbij worden de principes van LEAN gehanteerd.

LEAN werken

2019 e.v.

  • Verdieping thema’s LEAN door workshops (‘klantwaarde’, ‘flow in je proces’, ‘inrichten weekstarts’)
  • Procesverbetering o.b.v. LEAN principes
  • Verbreding kennis LEAN (o.a. door opleiden green-belts)

De organisatie werkt volgens de principes van LEAN

III. STERKE WERKOMGEVING (Passende huisvesting/werkomgeving)

Uitvoeren masterplan huisvesting

2019-2021

  • Inrichten projectorganisatie
  • Aanbesteding
  • Realiseren renovatie.
  • Realisatie tijdelijke huisvesting.
  • Realisatie inrichting.

Renovatie conform het Masterplan afgerond in 2020-2021

Uitwerken nieuwe werkconcept

2019-2020

  • Voorafgaand aan de oplevering nieuwe werkplekken werkconcept vertalen in afspraken en werkwijze

Het gebouw wordt optimaal gebruikt passend bij de nieuwe werkwijze

 

5.3.2 Communicatie

Terug naar navigatie - 5.3.2 Communicatie

Inwonerparticipatie

Het betrekken van inwoners bij de ontwikkeling van beleid, met de participatieladder als leidraad én in eenvoudige taal, blijft een belangrijk aandachtspunt. De komende jaren zullen we ons nog meer gaan richten op  het ‘adviseren’ en ‘coproduceren’. Waar het kan, bieden we inwoners de mogelijkheid om input te geven op beleid en concrete onderwerpen, waardoor de trajecten een breder inwonersperspectief krijgen. 

Actieve communicatie
Actieve, vroegtijdige en gebiedsgerichte communicatie met inwoners wordt steeds belangrijker. Inwoners verwachten dit ook van de gemeentelijke organisatie. Door een (pro)actieve communicatie met de samenleving wordt de verbinding gezocht en kan er beter op maat per doelgroep worden gecommuniceerd. Om actieve communicatie voor elkaar te krijgen, is het van belang vanuit het perspectief van de inwoners te denken en hen ruimte te geven om mee te denken. Dit is ook aangegeven in de notitie “Inwonerbetrokkenheid en gemeentebestuur”, als resultaat van de heidag van de raad over dit onderwerp, die als leidraad wordt gebruikt bij de uitwerking. Hiervoor zetten we een mix in van online en offline media en maken we meer gebruik van beeld. Zo blijven we een klantgerichte organisatie die van “buiten naar binnen” denkt. Om de organisatie hierin te faciliteren bieden we vanuit communicatie coaching en advies aan de organisatie over het inzetten van de juiste middelen en het trainen van communicatieve vaardigheden.
Samen met een raadswerkgroep wordt gewerkt aan het opstellen van een brede beleidsvisie communicatie/participatie. Besluitvorming daarover is gepland voor eind 2020, waarna in 2021 de uitwerking van die visie kan starten.

Digitale dienstverlening
Het verbeteren en door ontwikkelen van de digitale dienstverlening vraagt om een accentverschuiving richting omgevingsanalyse. Daarnaast is er ook het belang van het bieden van structurele, snelle dienstverlening aan inwoners via internet zoals sociale media (webcare). Digitale media vragen een specifiek advies over communicatie, boodschap, maar ook over tijdstip en inzet van middelen. De toegankelijkheid, gebruiksvriendelijkheid en beveiliging (m.b.v. digitale authenticatie) van de digitale dienstverlening zijn belangrijke aandachtspunten.

5.3.3 Informatievoorziening en Automatisering

Terug naar navigatie - 5.3.3 Informatievoorziening en Automatisering


De gemeente Epe is een informatie- en kennisintensieve organisatie die voor de uitvoering van vrijwel al haar taken afhankelijk is van beschikbare informatie. Een adequaat georganiseerde informatiehuishouding waarbij de kwaliteit en beschikbaarheid van informatie voldoende gewaarborgd is, is van belang. Hierbij is een brede (functionele én technische) visie op de informatievoorziening noodzakelijk. Deze visie is in 2013 verwoord in een informatiestrategie en uitgewerkt in het Informatiebeleid 2014-2017. De technologische ontwikkelingen gaan zeer snel en het is dan ook noodzaak dat dit informatiebeleid in 2021 herzien wordt.

Informatiebeleid
Het informatiebeleid beschrijft de vertaling van de interne en externe ontwikkelingen die op de gemeente Epe afkomen naar doelstellingen, resultaten en uitgangspunten voor de informatievoorziening. Deze worden geconcretiseerd in een projectenportfolio die gedurende het jaar up-to-date wordt gehouden. Ook in 2021 dienen dit informatiebeleid en de bijbehorende projectenportfolio als leidraad voor onze acties. Daarnaast zal het informatiebeleid worden geactualiseerd in 2020.
Belangrijke projecten die op de portfolio staan zijn o.a. de implementatie van een back-officepakket binnen het Sociaal Domein, de uitvoering van de ICT visie en daarbij de outsourcing van onze ICT infrastructuur en de voorbereiding en implementatie van de nieuwe Omgevingswet.

In 2021 zal verdere aandacht worden besteed aan de projectmatige realisatie van de wet Generieke Digitale Infrastructuur (GDI), en het professionaliseren van gegevensmanagement en gegevensbeheer. In 2019 is gestart met de implementatie van adequaat gegevensmanagement in onze procesgestuurde organisatie, dit project loopt door in 2021. Naast beheersing en degelijkheid in integriteit van data is ook waarde creatie met data een belangrijk aspect binnen dit project. Data wordt in onze door technologie gedreven maatschappij steeds belangrijker en als gemeente kunnen we hier niet in achter blijven.
Daarnaast zal er blijvend aandacht zijn voor het versterken en door ontwikkelen van functioneel beheer in de organisatie en het professionaliseren van het wijzigingenbeheer. Hiermee zijn wij als gemeente beter in staat snel te kunnen reageren op veranderingen en nieuwe technologische ontwikkelingen.
Een ontwikkeling n.a.v. het digitaal werken is het op een digitale wijze archiveren van informatie. In 2021 wordt verder onderzoek gedaan naar de vorming van een e-depot als archiefbewaarplaats.

Informatieveiligheid
Gemeenten hebben in 2013 afgesproken de Baseline Informatieveiligheid Gemeenten (BIG) te implementeren. Deze baseline is de kern van de verantwoording over informatieveiligheid aan de gemeenteraad. In 2020 is deze Baseline vervangen door de Baseline Informatieveiligheid Overheid. Een overheidsbrede baseline voor informatieveiligheid. Vanuit de Baseline Informatieveiligheid Overheid zullen gedurende 2020 en 2021 maatregelen geïmplementeerd worden. In 2018 is de nieuwe verantwoordingssystematiek “Eenduidige Normatiek Single Information Audit (ENSIA)” ingevoerd. Op basis hiervan legt ons college jaarlijks verantwoording af aan uw raad en landelijke toezichthouders. De verantwoording aan uw raad bestaat uit een zelfevaluatie , een verklaring van het college van B&W over het gebruik van SUWI-net en DigiD, een onafhankelijke IT-audit over het gebruik van SUWI-net en DigiD en een passage over informatieveiligheid in het jaarverslag. Jaarlijks worden penetratietesten uitgevoerd op de technische infrastructuur. Het doel van penetratietesten is het verkrijgen van onafhankelijk inzicht in de status en effectiviteit van de beveiligingsmaatregelen. Daarnaast maken de toegenomen externe dreigingen dit noodzakelijk. Ook wordt structureel een campagne gehouden om de informatieveiligheidsbewustwording onder medewerkers te versterken. Hierbij wordt ook aandacht besteed aan het privacy bewustzijn in het kader van de Algemene Verordening Gegevensbescherming.

ICT
Dankzij goed werkende ICT voorzieningen kan de gemeente haar werk doen. De afhankelijkheid van deze voorzieningen neemt toe. Daarom willen we in regie zijn ten aanzien van goede ICT-oplossingen voor onze gemeente. We reduceren de kwetsbaarheid en dragen zorg voor de continuïteit van de infrastructuur en de beheersorganisatie. In meerdere mate nemen we daarom diensten extern af, en kijken per update of nieuwe aanschaf, wat de beste oplossing is. We verminderen het bezit van eigen ICT-infrastructuur en brengen dit onder bij derden. Dit is een geleidelijke weg, waarbij de ICT infrastructuur zoveel mogelijk gestandaardiseerd wordt en de beheersactiviteiten procesmatig worden ingericht. In de tussentijd moet de winkel open blijven. Dat betekent dat er beheerd en geïnvesteerd moet worden, maar wel passend bij de ontwikkeling naar meer regie en minder zelf doen. In 2021 zal de ICT infrastructuur inclusief de digitale werkplek geoutsourcet worden.

5.3.4 Juridische Zaken

Terug naar navigatie - 5.3.4 Juridische Zaken

De Europese Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) is op 25 mei 2018 in werking getreden. Inmiddels is beleid vastgesteld en zijn een functionaris gegevensbescherming (fg) en een privacy officer benoemd. De AVG verplicht om  privacyrisico's in werkprocessen inzichtelijk te maken en te documenteren. Dit gebeurt door het houden van Privacy Impact Assessments (PIA). Hierbij worden de risico's in werkprocessen in beeld gebracht en worden de maatregelen om die risico's weg te nemen of te beperken, beschreven. Het houden van PIA's wordt planmatig aangepakt. Net als in 2020 zal dit ook in 2021 nog de nodige tijd vergen. Per 1 januari 2021 treedt de Wet elektronische publicaties in werking en moet de organisatie klaar zijn voor het elektronische bekendmaking/publiceren van besluiten. In 2020 is hard gewerkt aan het verbeteren van het proces publiceren en aan het aanpassen van interne systemen op elkaar. In 2021 zal verder gewerkt worden aan het optimaliseren van het elektronisch publiceren. 

5.3.5 Financiën

Terug naar navigatie - 5.3.5 Financiën

In het kader van de rechtmatigheid worden in 2021 de inkoopprocessen en financiële administratieve processen  verder op elkaar aangesloten. Dit is een vervolg van de implementatie van het nieuwe financiële pakket

5.3.6 Planning en Control

Terug naar navigatie - 5.3.6 Planning en Control
De ontwikkeling van de planning en control cyclus is een proces waarin mogelijkheden tot verbeteren continue worden benut.  Dit gebeurt waar mogelijk in combinatie met de geautomatiseerde toepassing Pepperflow en door kritisch te kijken naar de procesmatige aanpak van het opstellen van de verschillende documenten. Door middel van de 'begrotingonline' hebben de gebruikers van de begroting via een web-based toepassing toegang tot de begroting.
Door middel van voortgangsrapportages wordt de raad als regel twee maal per jaar geïnformeerd over de voortgang van de geplande activiteiten en de financiële afwijkingen. 

Binnen de planning en control cyclus is continu aandacht voor het toepassen van de uitgangspunten van het financiële beleid, zoals risicobeheersing in relatie tot het weerstandsvermogen, het steeds minder afhankelijk worden van externe financiering, de financieringsplanning en een sluitende begroting/meerjarenbegroting. Daarbij speelt de interne beheersing van de processen en de rechtmatigheid in de uitvoering (inclusief interne controle daarop) een belangrijke rol. De komende jaren is een belangrijke ontwikkeling de komst van de 'rechtmatigheidsverantwoording', waarmee het college met ingang van 2021 bij de jaarstukken verantwoording aflegt over het (financieel) rechtmatig handelen van de gemeente.

De doorlooptijd van het proces van opstellen en controle van de jaarstukken wordt de afgelopen jaren sterk beïnvloed door de impact van de nieuwe taken in het sociaal domein en de verscherping van de accountantscontrole. In de komende jaren wordt ingezet op het minder afhankelijk zijn van de verantwoordingsinformatie van aanbieders in de zorgsector. De toenemende eisen die gesteld worden aan de accountantscontrole zijn merkbaar van invloed op de doorlooptijd van het jaarrekeningproces.

Ook in 2021 zal in de commissie Planning en Control enkele malen overleg worden gepland tussen vertegenwoordigers van gemeenteraad en college en vakspecialisten uit de gemeentelijke organisatie over onderwerpen uit de planning en control cyclus en bedrijfsvoering aangelegenheden. Ook het overleg met de accountant vindt via die commissie plaats. Vanaf 2020 is een nieuw dienstverleningscontract gesloten voor de controle door de accountant voor de komende vier jaar.

Paragraaf 6 | Verbonden partijen

6.1 Inleiding

Terug naar navigatie - 6.1 Inleiding

De paragraaf verbonden partijen geeft inzicht in de relaties en verbindingen van de gemeente met verbonden partijen. Van een ‘verbonden partij’ is sprake wanneer er vanuit de gemeente bestuurlijke invloed wordt uitgeoefend en wanneer er financiële belangen mee gemoeid zijn.

  • Onder bestuurlijk belang wordt verstaan het hebben van een zetel in het bestuur van de verbonden partij of het hebben van stemrecht.
  • Met financieel belang wordt bedoeld dat de gemeente middelen ter beschikking heeft gesteld (en die ze is in geval van faillissement van de verbonden partij kwijt kan zijn) en/of in geval dat er financiële problemen ontstaan bij de verbonden partij er verhaal op de gemeente kan plaatsvinden.

6.3 Beheersing risico’s

Terug naar navigatie - 6.3 Beheersing risico’s

De verbonden partijen lopen sterk uiteen in (financiële) omvang en vorm. Hierdoor variëren ook de gemeentelijke belangen en risico’s sterk. Bij de begroting en de rekening wordt per partij bezien hoeveel bestuurlijk (inhoudelijk) en financieel belang er is en hoeveel risico er wordt gelopen en wordt het risicoprofiel bepaald. Hoe groter het bestuurlijk en/of financieel belang bij een verbonden partij, des te intensiever de sturing. Er zijn drie risicoprofielen:

Basis pakket
Verbonden partijen waarbij de gemeente een laag bestuurlijk en financieel risico loopt worden ingedeeld in het basispakket. De raad wordt over verbonden partijen in dit pakket geïnformeerd bij de gemeentelijke begroting en jaarrekening.

Pluspakket
Verbonden partijen waarbij de gemeente een gemiddeld bestuurlijk of financieel risico loopt worden ingedeeld in het pluspakket. Aanvullend op het basispakket wordt de raad ook bij de voortgangsrapportage geïnformeerd over deze verbonden partijen, zo nodig ook met een informatienota. Daarnaast zal de bestuurlijke en ambtelijke overleg frequentie met deze verbonden partijen hoger zijn dan bij de partijen in het basispakket. Tot slot worden deze verbonden partijen ook periodiek geagendeerd in het college.

Plusplus pakket
Verbonden partijen waarbij de gemeente een hoog bestuurlijk en financieel risico loopt worden ingedeeld in het plusplus pakket. Aanvullend op het pluspakket ligt de bestuurlijke en ambtelijke overleg frequentie met deze verbonden partijen hoger.

6.4 Overzicht verbonden partijen

Terug naar navigatie - 6.4 Overzicht verbonden partijen

Op basis van regelgeving volgt hierna het overzicht van bestaande verbonden partijen. Daarin wordt per partij de voorgeschreven informatie verschaft. Bij de gemeenschappelijke regelingen die geen eigen vermogen hebben is het financieel belang van de gemeente gelegen in de verplichting om bij te springen als er financiële problemen ontstaan bij de verbonden partij. Omdat die op begrotingsbasis niet zijn in te schatten staat bij die gemeenschappelijke regelingen € 0 als financieel belang.

 

Bank Nederlandse Gemeenten (BNG)
Volledige naam N.V. Bank Nederlandse Gemeenten
Vestigingsplaats Den Haag
Vorm Vennootschap
Wijze van belang Algemene Vergadering
Openbaar belang Bank voor overheden en instellingen voor het maatschappelijk belang
  1 januari 2019 31 december 2019
Financieel belang van de gemeente € 4,6 mln. € 4,6 mln.
Eigen vermogen van de verbonden partij € 4.991 mln. € 4.887 mln.
Vreemd vermogen van de verbonden partij € 132.518 mln. € 144.802 mln.
Verwacht financieel resultaat van de verbonden partij p.m. p.m.
Beleidsvoornemen 2021 van de verbonden partij Niet bekend. BNG publiceert geen begroting. Daarom zijn de cijfers van 2019 opgenomen.
Risicoprofiel laag (basispakket)

 

Circulus-Berkel
Volledige naam Circulus-Berkel B.V.
Vestigingsplaats Apeldoorn
Vorm Vennootschap
Wijze van belang Algemene vergadering
Openbaar belang Afvalverwijdering en straatreiniging
prognose 1 januari 2021 31 december 2021
Financieel belang van de gemeente  € 0,8 mln.   € 0,8 mln
Eigen vermogen  van de verbonden partij  € 15,3 mln.  € 16,0 mln. 
Vreemd vermogen van de verbonden partij  € 44,0 mln.   € 42,3 mln. 
Verwacht financieel resultaat van de verbonden partij  (excl. deelnemingen)  € 850.000.
Beleidsvoornemen 2021 van de verbonden partij Verduurzamen: Circulaire economie: hergebruik van hernieuwbare grondstoffen optimaliseren de hoeveelheid aangeboden huishoudelijk afval te minimaliseren en de reststromen van het huishoudelijk afval nog beter verwaarden.
Risicoprofiel laag (basispakket)

 

GGD NOG
Volledige naam GGD Noord- en Oost Gelderland
Vestigingsplaats Warnsveld
Vorm Gemeenschappelijke regeling: openbaar lichaam
Wijze van belang Lid dagelijks bestuur
Openbaar belang GGD NOG beschermt, bewaakt en bevordert de gezondheid van de inwoners van 22 gemeenten die bij GGD NOG zijn aangesloten. 
prognose 1 januari 2021 31 december 2021
Financieel belang van de gemeente € 0,1 mln. € 0,1 mln.
Eigen vermogen van de verbonden partij  € 2,5 mln.  € 2,2 mln. 
Vreemd vermogen van de verbonden partij  € 2,6 mln.   € 2,5 mln. 
Verwacht financieel resultaat van de verbonden partij   € 0
Beleidsvoornemen 2021 van de verbonden partij Het beschermen en bevorderen van de gezondheid van de inwoners van de aangesloten gemeenten. Daarbij blijft GGD NOG aandacht besteden aan het verkleinen van gezondheidsverschillen tussen inwoners. In 2021 zet GGD NOG zich ook extra in voor advisering bij de invoering van de Omgevingswet. En het Rijksvaccinatieprogramma wordt verder uitgebreid.
Risicoprofiel laag (basispakket)

 

Leisurelands
Volledige naam Leisurelands B.V.
Vestigingsplaats Arnhem
Vorm Vennootschap
Wijze van belang Algemene vergadering
Openbaar belang Openbare toegankelijkheid dagrecreatieterrein Kievitsveld
Leisurelands heeft geen geprognosticeerde balans 1 januari 2019 31 december 2019
Financieel belang van de gemeente  € 6.507 € 6.507
Eigen vermogen van de verbonden partij  € 64,4 mln.  € 68,9 mln.
Vreemd vermogen van de verbonden partij € 44,1 mln. € 46,6 mln.
Verwacht financieel resultaat van de verbonden partij   € 4,4 mln.
Beleidsvoornemen 2021 van de verbonden partij Sterke uitgangspositie behouden, intensieve samenwerking met partners, ontwikkeling duurzame exploitatie.
Risicoprofiel laag (basispakket)

 

Lucrato
Volledige naam Werkbedrijf Lucrato
Vestigingsplaats Apeldoorn
Vorm Gemeenschappelijke regeling: openbaar lichaam
Wijze van belang Lid dagelijks bestuur
Openbaar belang Het bieden van werkplekken voor inwoners met een arbeidshandicap, die niet zelfstandig kunnen werken (WSW) of alleen in een beschutte werkomgeving. En begeleiding naar werk (re-integratie) van mensen die onder de Participatiewet vallen met een korte afstand tot de arbeidsmarkt.
prognose 1 januari 2021 31 december 2021
Financieel belang van de gemeente € 0,4 mln. € 0,4 mln.
Eigen vermogen van de verbonden partij € 2,9 mln. € 2,9 mln.
Vreemd vermogen van de verbonden partij € 3,0 mln.  € 2,9 mln. 
Verwacht financieel resultaat van de verbonden partij    € -1,5 mln.
Beleidsvoornemen 2021 van de verbonden partij T.b.v. realiseren en vergroten uitstroomdoelstelling Participatiewet:
- Efficiënte inzet op begeleiden inwoners naar passende arbeidsplek.
- Doorontwikkelen inzet PMC's; expertise bieden voor de brede doelgroep die onder de Participatiewet valt 
- Mogelijkheden onderzoeken naar extra financieringsvormen en/of maatregelen die (deels) moeten leiden tot een meer gezonde exploitatie.
Risicoprofiel gemiddeld (pluspakket)

 

Omgevingsdienst OVIJ
Volledige naam Omgevingsdienst Veluwe IJssel (OVIJ)
Vestigingsplaats Apeldoorn
Vorm Gemeenschappelijke regeling: openbaar lichaam
Wijze van belang Voorzitter dagelijks bestuur
Openbaar belang Uitvoering wettelijke milieutaken
prognose 1 januari 2021 31 december 2021
Financieel belang van de gemeente € 26.000 € 24.000
Eigen vermogen van de verbonden partij € 190.000 € 180.000
Vreemd vermogen van de verbonden partij € 1.740.000 € 1.605.000
Verwacht financieel resultaat van de verbonden partij   € 0
Beleidsvoornemen 2021 van de verbonden partij Uitvoering (wettelijke) milieutaken.
Risicoprofiel laag (basispakket)

 

OMVV
Volledige naam Ontwikkelingsmaatschappij Vitale Vakantieparken B.V.
Vestigingsplaats Arnhem
Vorm Vennootschap
Wijze van belang Algemene vergadering
Openbaar belang Revitalisering vakantieparken
prognose 1 januari 2021 31 december 2021
Financieel belang van de gemeente € 1.536 € 1.565
Eigen vermogen van de verbonden partij € 3.337.00 € 7.348.000
Vreemd vermogen van de verbonden partij - -
Verwacht financieel resultaat van de verbonden partij   € -480.000
Beleidsvoornemen 2021 van de verbonden partij Het verbeteren van de kwaliteit van de vakantieparken en hiermee bij te dragen aan een sterkere positie van de Veluwe als toeristisch-recreatieve bestemming.
Risicoprofiel laag (basispakket)

 

Basismobiliteit
Volledige naam Basismobiliteit
Vestigingsplaats Lochem
Vorm Gemeenschappelijke regeling: bedrijfsvoeringsorganisatie
Wijze van belang Lid bestuur
Openbaar belang Doelgroepen prettig en efficiënt vervoeren wanneer er geen vervoersalternatief is.
prognose 1 januari 2021 31 december 2021
Financieel belang van de gemeente € 108.591 € 72.431
Eigen vermogen van de verbonden partij  € 900.920 € 600.920
Vreemd vermogen van de verbonden partij  € 3.300.000  € 3.600.000
Verwacht financieel resultaat van de verbonden partij   € 250.000
Beleidsvoornemen 2021 van de verbonden partij Verbeteren van de infrastructuur ICT, de telefooncentrale en het planningsportaal (monitoring/communicatiesysteem), waardoor financiële lasten afnemen en klanttevredenheid toeneemt.
Risicoprofiel gemiddeld (pluspakket)

 

Regio Stedendriehoek
Volledige naam Gemeenschappelijke regeling regio Stedendriehoek
Vestigingsplaats Apeldoorn
Vorm Gemeenschappelijke regeling: openbaar lichaam
Wijze van belang Lid/plaatsvervangend voorzitter dagelijks bestuur en lid regioraad
Openbaar belang Belangenbehartiging op gebied van ruimtelijke ordening en landschapsontwikkeling, volkshuisvesting, sociaaleconomische ontwikkeling en arbeidsvoorziening, verkeer en vervoer, milieu, onderwijs en welzijn en recreatie.
Stedendriehoek heeft geen geprognosticeerde balans 1 januari 2021 31 december 2021
Financieel belang van de gemeente € 7.913 € 9.171
Eigen vermogen van de verbonden partij € 105.000 € 122.000
Vreemd vermogen van de verbonden partij € 1.737.000 € 1.241.000
Verwacht financieel resultaat van de verbonden partij   € 0
Beleidsvoornemen 2021 van de verbonden partij Uitvoering van de Agenda Cleantech in samenwerking met de Strategische Board onder de gezamenlijke naam “Cleantechregio”.
Risicoprofiel laag (basispakket)

 

Streekarchief
Volledige naam Streekarchief Epe, Hattem en Heerde
Vestigingsplaats Epe
Vorm Gemeenschappelijke regeling: centrumgemeente
Wijze van belang Voorzitter commissie en plaatsvervangend lid
Openbaar belang Het beheer van de oude openbare archieven en het toezicht op het beheer van de nieuwe archieven.
prognose 1 januari 2021 31 december 2021
Financieel belang van de gemeente € 0 € 0
Eigen vermogen van de verbonden partij € 0 € 0
Vreemd vermogen van de verbonden partij € 0 € 0
Financieel resultaat van de verbonden partij   € 0
Beleidsvoornemen 2021 van de verbonden partij Het beheer van de oude openbare archieven en het toezicht op het beheer van de nieuwe archieven. Het onderzoeken / realiseren van een voorziening voor het duurzaam beheren van elektronische informatie. 
Risicoprofiel laag (basispakket)

 

Tribuut
Volledige naam Tribuut belastingsamenwerking
Vestigingsplaats Epe
Vorm Gemeenschappelijke regeling: bedrijfsvoeringsorganisatie
Wijze van belang Voorzitter bestuur
Openbaar belang Het uitvoeren van de gemeentelijke belastingen en Wet waardering onroerende zaken.
prognose 1 januari 2021 31 december 2021
Financieel belang van de gemeente € 0 € 0
Eigen vermogen van de verbonden partij € 0 € 0
Vreemd vermogen van de verbonden partij € 0 € 0
Verwacht financieel resultaat van de verbonden partij   € 0
Beleidsvoornemen 2021 van de verbonden partij Strategie bepalen voor toekomstig beheer ICT. Persoonlijke ontwikkeling en continu verbeteren verankeren in de medewerkers. Doorontwikkeling van beheersmaatregelen, waarbij ook de gemeenten worden betrokken. 
Risicoprofiel laag (basispakket)

 

Veiligheidsregio
Volledige naam Veiligheidsregio Noord- en Oost-Gelderland
Vestigingsplaats Apeldoorn
Vorm Gemeenschappelijke regeling: openbaar lichaam
Wijze van belang Lid algemeen bestuur
Openbaar belang De VNOG werkt samen met de gemeenten aan veiligheid, door zich sterk te maken voor de kwaliteit en efficiency van de brandweerzorg, geneeskundige hulpverlening, bevolkingszorg, crisisbeheersing en rampenbestrijding. Dit alles met als doel: veilig en gezond, wonen, werken en recreëren. 
prognose 1 januari 2021 31 december 2021
Financieel belang van de gemeente € 323.000 € 310.000
Eigen vermogen van de verbonden partij € 7,9 mln. € 7,6 mln.
Vreemd vermogen van de verbonden partij € 47,4 mln. € 56,0 mln.
Verwacht financieel resultaat van de verbonden partij   € 0
Beleidsvoornemen 2021 van de verbonden partij In 2020 heeft de VNOG een Toekomstvisie vastgesteld, inclusief opdrachten die in de periode 2020-2026 moeten worden uitgevoerd om de Toekomstvisie te realiseren. Doel is om op een gezonde financiële basis en met betrokken medewerkers, een solide veiligheidsregio te zijn voor de lange termijn. De accenten waarop de VNOG zich gaat richten: zelf- en samenredzaamheid en preventie (risicocommunicatie en -analyse), compacte en slagvaardige posten met goed getrainde vrijwilligers, een versterkte informatiepositie, een goede transitie naar de Omgevingswet, innovatie efficiencyslagen en besparingen, cultuuromslag en ontwikkeling personeel.
Risicoprofiel gemiddeld (pluspakket)

 

Vitens
Volledige naam Vitens N.V.
Vestigingsplaats Zwolle
Vorm Vennootschap
Wijze van belang Algemene vergadering
Openbaar belang Het beschikbaar stellen van voldoende betrouwbaar drinkwater.
prognose 1 januari 2021 31 december 2021
Financieel belang van de gemeente € 35.000 € 35.000
Eigen vermogen van de verbonden partij € 545,7 mln. € 580,6 mln.
Vreemd vermogen van de verbonden partij € 1.378,7 mln. € 1.445,0 mln.
Verwacht financieel resultaat van de verbonden partij   € 24,9 mln.
Beleidsvoornemen 2021 van de verbonden partij - 24/7 Betrouwbaar en betaalbaar drinkwater
- Meer gemak voor de klant
- Voldoende beschikbare schone bronnen.
Risicoprofiel laag (basispakket)

Paragraaf 7 | Grondbeleid

7.2 Grondbeleid in Epe

Terug naar navigatie - 7.2 Grondbeleid in Epe

Het grondbeleid heeft een grote invloed op en samenhang met de realisatie van het collegeakkoord en de volgende programma’s in de programmabegroting:

  • Ruimte en wonen (programma 5)
  • Bedrijvigheid (programma 9).


De gemeente Epe voert een facilitair grondbeleid. Daarbij volgt de gemeente de ontwikkelingen eerder dan dat ze die initieert. De gemeente speelt in op particuliere initiatieven, zonder zelf de beschikking te verkrijgen over de grond. Hierbij heeft de gemeente een voorwaardenscheppende rol door middel van de structuurvisie en het bestemmingsplan. Marktpartijen verwerven en exploiteren de grond. De risico's voor de gemeente bij facilitair grondbeleid zijn minimaal; de gemeente koopt geen grond en het ontwikkelrisico ligt bij een private partij.
De gemeente Epe beschikt over een voorraad aan (eigen) grond die kan worden ontwikkeld. Dit is ontstaan door (actief) verwerven of doordat de grond (historisch) al in eigendom bij de gemeente was. Een deel van deze gronden zijn opgenomen in grondexploitaties en zullen nadat ze bouwrijp zijn gemaakt, als bouwterrein worden uitgegeven door verkoop. Daarnaast geldt voor een deel van de gronden dat de ontwikkelingen nog in voorbereiding zijn.

 

7.3 Grondexploitaties

Terug naar navigatie - 7.3 Grondexploitaties

7.3.1 Voortgang van de exploitaties

  • Kweekweg VI Epe
    Van de zeven percelen bedrijfsterrein in dit plan zijn er zes verkocht.

  • De Pirk-Noord Vaassen
    Van de 74 geplande woningen in dit plan zijn er 56 opgeleverd.

  • De overige plannen (Warande Epe, Klaarbeek Epe en Oene-West) kunnen op korte termijn worden afgesloten. Voor deze plannen worden geen inkomsten meer verwacht en zijn de nog te verwachten uitgaven relatief laag.

 

7.3.2 Parameters grondexploitatiebegrotingen
Bij de actualisatie van de grondexploitatiebegrotingen per 30 juni 2020 van de plannen van het grondbedrijf zijn de volgende parameters gehanteerd:

  • Kostenstijging:
    • 3% per jaar (niet gewijzigd)
  • Opbrengstenstijging:
    • bedrijfsterrein: 0% per jaar (niet gewijzigd)
    • bouwterrein voor woningen: n.v.t.
  • Rekenrente:
    • 0,22% per jaar (was 0,27% per jaar)

 

7.3.3 Tussentijdse winst- en verliesnemingen
Met zekerheid in de plannen gerealiseerde winsten moeten (op grond van voorschriften) tussentijds worden overgeboekt naar de reserve bouwgrondexploitatie. Op 30 juni 2020 zijn de volgende tussentijdse winsten overgeboekt naar de reserve bouwgrondexploitatie:

  • Plan Warande Epe € 13.553
  • Plan Kweekweg VI Epe € 69.401


Als uit een grondexploitatiebegroting blijkt, dat er een verlies op een plan ontstaat, wordt dit verlies direct ten laste van de reserve bouwgrondexploitatie gebracht. In dit kader is op basis van de geactualiseerde grondexploitatiebegrotingen per 30 juni 2020 voor het plan Klaarbeek Epe een bedrag van € 1.187, voor het plan Oene-West € 22.536 en het plan De Pirk-Noord een bedrag van € 12.661 als tussentijds verlies genomen.

7.3.4. Cijfers geactualiseerde grondexploitatiebegrotingen

In onderstaande tabel zijn de belangrijkste cijfers weergegeven van de grondexploitatiebegrotingen per 30 juni 2020.

  Plan

 boekwaarde
30-6-2020*

verwacht eind-
resultaat grexen*

jaar
afsluiting plan

Warande

+ € 101.684 + € 212.912 2020

De Pirk-Noord

+ € 3.889 + € 24.456 2023

Oene-West

+ € 24.645 + € 751.770 2020

Kweekweg VI

+ € 459.332 + € 771.690 2022

Klaarbeek

+ € 15.423 - € 169.835 2022

* - = nadelig; + = voordelig


De grondexploitatiebegrotingen worden gebruikt voor het berekenen van de benodigde reserve bouwgrondexploitatie.

 

7.4 Reserve bouwgrondexploitatie

Terug naar navigatie - 7.4 Reserve bouwgrondexploitatie

Voor het afdekken van de risico’s van de bouwgrondexploitatie is een reserve bouwgrondexploitatie gevormd. Het te hanteren model voor het berekenen van de reserve bouwgrondexploitatie is opgenomen in de Nota Grondbeleid 2013.

De benodigde reserve bouwgrondexploitatie bedraagt per 1 juli 2020 € 3.865.639. De werkelijke stand van de reserve bouwgrondexploitatie bedraagt per 1 juli 2020 € 4.609.314 en is dus voldoende voor het afdekken van de risico’s van de bouwgrondexploitatie. Bij de begroting 2020 is besloten om van het surplus € 510.000 in te zetten als eenmalige middelen. In de huidige begroting wordt € 226.000 ingezet als eenmalige middelen.

 

Paragraaf 8 | Demografische ontwikkelingen

8.1 Inleiding

Terug naar navigatie - 8.1 Inleiding

Het is belangrijk de demografische ontwikkelingen en specifiek de bevolkingsdaling of krimp te monitoren. Demografische ontwikkelingen kunnen leiden tot een verandering van de bevolkingssamenstelling. Dit heeft impact op de gehele samenleving en de keuzes die gemaakt worden op o.a. wonen, werk, welzijn, voorzieningen en vrije tijd. Dit kan gevolgen hebben voor de gemeentelijke financiële middelen. Deze paragraaf beoogt inzicht te geven in deze ontwikkelingen, de gevolgen voor Epe en de genomen of nog te nemen maatregelen.

 

8.2 Beleidskaders

Terug naar navigatie - 8.2 Beleidskaders

Het beleid ten aanzien van de demografische ontwikkelingen is vastgelegd in:

  • Woonagenda MIJN THUIS, 2019-2023  (2019)
  • Gebiedsgericht werken/Transformatieagenda  (2016)
  • Economische visie  (2016)
  • Vitale verblijfsrecreatie  (2016)
  • Cleantech agenda  2019-2023
  • Sociale agenda 2015-2021  (2015)
  • Toekomstvisie Epe 2030  (2013)

 

8.3 Stand van zaken

Terug naar navigatie - 8.3 Stand van zaken

De ontwikkeling van het aantal inwoners in de afgelopen jaren is als volgt:

Aantal inwoners 1-1-2018 1-1-2019 1-1-2020
jonger dan 20 jaar 6.981 6.965 6.853
20 tot 65 jaar 17.811 17.935 17.871
65 jaar en ouder 8.071 8.245 8.454
Totaal aantal inwoners 32.863 33.145 33.178

 

Bevolkingsontwikkeling
De verwachting van de toekomstige bevolkingsontwikkeling vindt plaats op basis van de PRIMOS-prognose. Belangrijk daarbij is dat die prognose een trend weer. Hoe verder in de toekomst, hoe meer onzeker de prognose is. Vandaar dat prognoses regelmatig worden geactualiseerd. De ontwikkeling van de economie en de migratie zijn bijvoorbeeld belangrijke parameters voor de prognose. Hieronder staat de bevolkingsprognose uit 2019, waaruit te lezen valt dat de gemeente Epe de komende tijd blijft groeien.

 

Gemeente Epe 2019 2020 2025 2030 2035 2040 2045 2050
Jonger dan 19 6.939  6.880 6.798 7.151 7.541 7.810 7.882 7.755
20 tot 44 8.220 
8.258    8.479 8.630 8.580   8.409 8.327  8.240
45 tot 64 9.768    
9.638 9.103 8.419 7.912 7.750 8.003  8.252
65 tot 74  4.597       
4.625 4.482 4.784 5.053 4.768 4.090 3.694
75 tot 84  2.667      
2.763 3.484 3.794  3.804 4.177 4.477 4.313
Ouder dan 85
964      
1.011 1.100 1.323 1.747 1.939 2.123 2.454
Totaal 33.155       
33.175 33.446 34.101 34.637 34.853 34.902 34.708

 

Huishoudensontwikkeling
Het aantal huishoudens en de prognoses zijn belangrijk voor het antwoord op de vraag of er nieuwbouw nodig is en voor welke doelgroep. Een stijging van de prognoses geeft dus aan welke kwantitatieve vraag naar woningen er is binnen de gemeente Epe. Ook hier wordt weer gebruik gemaakt van de PRIMOS-prognoses 2019 en ook daarin is een stijgende lijn te zien.

Gemeente Epe 2019 2020 2025 2030 2035 2040 2045 2050
Alleenstaand 4.359 4.378 4.659 5.053 5.249 5.314 5.344 5.364
Eénoudergezin 836 825 777 752 734 765 768 774
Paar zonder kind(eren)  4.988 5.025 5.079 5.072 4.986 4.845 4.723 4.594
Paar met kind(eren) 4.049 4.033 3.986 3.993 4.056 4.113 4.154 4.161
Overig huishouden 52 45 35 33 34 37 43 46
Totaal 14.284 14.306 14.536 14.903 15.059 15.074 15.032 14.939
Intramuraal 470 468 474 498 521 542 557 570

 

Het beleid op de terreinen wonen, openbare ruimte, voorzieningen en arbeidsmarkt worden ten aanzien van de demografische ontwikkelingen hierna verder in kaart gebracht. Naar verwachting de vier beleidsterreinen waar de kosten het meest kunnen stijgen.

 

8.4 Koersbepaling op demografische ontwikkelingen

Terug naar navigatie - 8.4 Koersbepaling op demografische ontwikkelingen

De gemeente Epe wil de ontgroening en vergrijzing op een goede manier begeleiden. De hoofdlijnen staan in de Toekomstvisie Epe 2030 beschreven voor de beleidsdomeinen economie, sociaal en ruimte. Om in te spelen op de vergrijzing, ontgroening en leefbaarheid in de gemeente zal Epe een attractieve gemeente moeten zijn en blijven om te wonen, te werken, te leven en te bezoeken. Speciale focus daarbij dient te zijn het behoud van en het extra aantrekken van 20 tot 35 jarigen als potentiële toekomstige beroepsbevolking. Ook ligt de aandacht bij gezinnen, o.a. ook vanwege het behoud van voorzieningen en de groeiende groep ouderen. Invulling, operationalisering en waarmaken volgt in de strategische beleidsdocumenten en beleidskaders zoals hierboven vermeld. Verder is bij de drie decentralisaties in het sociale domein daarvoor nadrukkelijk aandacht.

 

8.5.1   Wonen

Terug naar navigatie - 8.5.1   Wonen

Wat zijn de effecten voor het domein wonen en overige bebouwing?
Epe vergrijst en ontgroent. Het aantal 75-plussers groeit fors. Het aantal 1- en 2-persoonshuishoudens stijgt. Het aantal gezinnen tot 35 jaar neemt eerst af, maar stijgt daarna weer. Boven de 35 jaar blijft het aantal gezinnen afnemen, om daarna weer in aantal toe te nemen. Verder daalt het aantal personen dat in een huis woont. Het effect van deze ontwikkelingen op het domein wonen is dat de bestaande woningvoorraad niet aansluit bij de veranderende bevolkingssamenstelling. Dit wordt versterkt door de veranderingen binnen de zorg. Wonen en zorg worden steeds meer van elkaar gescheiden. Het gevolg is dat ouderen en mensen met een hulpvraag (lichamelijk, psychisch etc.) langer thuis blijven wonen. Deze groep mensen heeft veelal specifieke woonwensen.

Wat willen we bereiken?
Een woningvoorraad realiseren die afgestemd is op de veranderende bevolkingssamenstelling. Een situatie waarin senioren zolang mogelijk zelfstandig in hun woning verblijven en daartoe vroegtijdig maatregelen treffen om de levensloopgeschiktheid van woningen te vergroten. Daarnaast dient de woningvoorraad geschikt gehouden te worden voor jongeren en starters.

Wat gaan we daarvoor doen?

  • Voldoende betaalbare woningen beschikbaar krijgen voor starters, alleenstaanden en huishoudens met een laag inkomen en een zorgvraag;
  • Het bevorderen van de doorstroming van senioren naar levensloopgeschikte woningen, waardoor een verhuisketen op gang komt en meerdere doelgroepen bediend worden. 
  • De Woonvisie is in 2019 geconcretiseerd in de Woonagenda 2019-2023. De woonagenda wijst de gemeentelijke volkshuisvestelijke koers aan, onder andere richting de corporaties voor het jaarlijks bod van de corporatie op het gemeentelijk beleid en de te maken prestatieafspraken. Met de corporatie zijn afspraken gemaakt voor extra sociale woningen. Daarnaast geeft het richting aan de Markt als het gaat om het type woning dat in Epe gebouwd moet worden. Dan gaat het  om starters, gezinnen en senioren.
  • Het project “Thuis wonen, nu en later”, gericht op het langer zelfstandig thuis wonen, heeft een vervolg gekregen. Koppel/Swoe voert dit nu uit.
  • Nieuwe woonwijken realiseren, inzetten op transformatie en in de Omgevingsvisie bepalen waar de toekomstige uitbreidingswijken komen.

Toelichting:

Een belangrijk gegeven is dat de woningvoorraad of in eigendom van particulieren, of in eigendom van verhuurders, zoals Triada is. De directe invloed van de gemeente Epe op het domein wonen – vooral daar waar het de bestaande woningvoorraad betreft – is dus in beginsel beperkt. 

 

8.5.2   Openbare ruimte

Terug naar navigatie - 8.5.2   Openbare ruimte

Wat zijn de effecten voor het domein openbare ruimte?
Vergrijzing en de toename van ouderen met een zorgvraag die langer thuis blijven wonen, leidt tot een toenemende behoefte aan een sociaal en fysiek goed toegankelijke openbare ruimte die bovendien voldoende recreatieve mogelijkheden biedt (grotere parkeervakken, andere speeltoestellen, meer straatmeubilair wat flexibel inzetbaar is, wandelroutes).

Wat willen we bereiken?
Realiseren van een duurzame, schone en veilige leefomgeving die toegankelijk is voor alle mensen, die bijdraagt aan de leefbaarheid en uitnodigt tot participatie.

Wat gaan we daarvoor doen?

  • De nota toegankelijkheid, met daarin een uitvoeringsprogramma is vastgesteld en grotendeels in uitvoering gebracht.
  • Uitvoeren van het gebiedsgericht werken, waarbij meer betrokkenheid en inspraak vanuit de wijken onderdeel van uitmaakt.
  • Het realiseren van een toegankelijk en aantrekkelijk centrum in Vaassen
  • Het gedeelte van de Dorpsstraat en  Apeldoornseweg, tussen de Kosterstraat en Laan van Fasna wordt heringericht en daarmee veiliger en beter toegankelijk gemaakt voor voetgangers, fietsers en mensen met een functiebeperking. 

 

8.5.3   Voorzieningen

Terug naar navigatie - 8.5.3   Voorzieningen

Wat zijn de effecten voor het domein voorzieningen (sport, welzijn, cultuur en onderwijs)?
Een voortdurende aandacht van het voorzieningenaanbod is nodig vanuit de veranderende vraag en behoefte. Dit wordt nog eens versterkt door de transformatie  in het sociale domein, waarbij een kostenbesparing gerealiseerd dient te worden. Om dit realiseren wordt onder andere het gebiedsgericht werken ingezet en een transformatie agenda uitgevoerd. Gevolg zal zijn dat er een groter beroep komt op algemene welzijnsvoorzieningen en er meer vrijwillige inzet van inwoners wordt verwacht op allerlei terreinen. Daarnaast is het van belang om het voorzieningenniveau in stand te houden; mensen blijven dan meedoen.

Door afname van het leerlingenaantal ontstaat er leegstand binnen de scholen. Dit heeft grote gevolgen voor de exploitatie. Er dienen adequate oplossingen bedacht te worden om de nadelige effecten van de teruggang van het aantal leerlingen het hoofd te bieden.

Wat willen we bereiken?
Een voorzieningenniveau dat afgestemd is op de bevolkingssamenstelling en opgebouwd is vanuit de behoefte van de samenleving. Het dient bij te dragen aan een goed woon- en leefklimaat voor ouderen, jeugd en jonge gezinnen.

Wat gaan we daarvoor doen?

  • Het versterken van vrijwilligerswerk en -zorg in wijken en buurten door op een meer gebiedsgerichte werkwijze aan de slag te gaan en vrijwilligersorganisaties te faciliteren. Hierbij zullen vrijwilligers(organisaties) en professionele organisaties intensiever moeten gaan samenwerken;
  • Basisvoorzieningenniveau zijn essentiële minimale faciliteiten op het gebied van sport, welzijn, cultuur, onderwijs, zorg en ontmoeting die samen voor een prettig en leefbaar wonende gemeente zorgen. De gemeente voert een actieve aanpak bij gemeentelijk gefinancierde voorzieningen en faciliteert bij niet-gemeentelijk gefinancierde voorzieningen, voor zover dat past binnen de bestuurlijke kaders. Hierbij zal in afstemming met de inwoners, per gebied bepaald worden welke basisvoorzieningen nodig zijn en aansluiten bij de vraag en mogelijkheden;
  • In overleg met het onderwijs bepalen hoe om te gaan met afname van het leerlingenaantal. Schoolgebouwen zijn niet meer uitsluitend gericht op het invullen van de onderwijsfunctie maar bieden ook plaats aan functies zoals kinder-/peuteropvang, culturele vorming en sportactiviteiten. Ze vervullen een belangrijke dorps-/wijkfunctie. Het actiekader 'Onderwijs' zal hierbij als basis dienen.

8.5.4  Arbeidsmarkt

Terug naar navigatie - 8.5.4  Arbeidsmarkt

Wat zijn de effecten voor het domein arbeidsmarkt?
Afname van de potentiële beroepsbevolking door het toenemende aantal ouderen en afnemende aantal jongeren. Als gevolg hiervan zal er een krappe arbeidsmarkt ontstaan waarbij de vraag naar arbeidskrachten het aanbod overstijgt.

Wat willen we bereiken?
Versterken van de economische structuur door verdere modernisering en innovatie. De gemeente als een aantrekkelijke vestigingsplaats voor bedrijven en werknemers. Naast de lokale insteek is een intensieve samenwerking in de Cleantech Regio  nodig met bedrijven, maatschappelijke organisaties en gemeenten.

Wat gaan we daarvoor doen?
  • De economische visie is vastgesteld. Daaraan is een uitvoeringsprogramma gekoppeld. Met betrokkenen worden acties uitgevoerd die bijdragen aan een versterking van de (lokale) economie. Daarbij wordt aangehaakt bij de Omgevingsagenda en Agenda Cleantech Regio;
  • Daar waar het voor Epe interessant is: aanhaken bij projecten voortkomend uit de regionale Human Capital Agenda en gericht op het terugdringen van werkloosheid, goed en snel vervullen van vacatures, goede aansluiting onderwijs en werk en het activeren van mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt;
  • Het uitvoeren van het lokaal convenant “samen werken in Epe”. Het convenant heeft als doel om met het bedrijfsleven, onderwijs en de overheid gezamenlijk de weg te  bewandelen richting een inclusieve arbeidsmarkt. Een arbeidsmarkt waaraan mensen zoveel mogelijk en duurzaam meedoen. Niet kijkend naar beperkingen, maar naar mogelijkheden. 
  • Bieden van een goed vestigingsklimaat voor bedrijven en organisaties. Dit uit zich in goede voorwaarden en faciliteiten en mogelijkheden in het kader van “het nieuwe werken”, zoals bedrijfsverzamelgebouwen. In de economische visie is het vestigingsklimaat een belangrijk terugkerend thema, vooral ook ten aanzien van jongeren en hun plek op de arbeidsmarkt. Door middel van het uitvoeringsprogramma moeten verdere stappen gezet worden om het economisch profiel van Epe te versterken.

Paragraaf 9 | Decentralisaties sociaal domein

9.1 Inleiding

Terug naar navigatie - 9.1 Inleiding

De gemeente is verantwoordelijk voor het uitvoeren van de Wet maatschappelijke ondersteuning, de Jeugdwet, de Participatiewet en de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening. In 2015 kwamen door de decentralisaties in het sociale domein meer taken terecht bij de gemeenten en werden de daarmee gemoeide budgetten voor de overheveling gekort. Gemeenten moeten met minder geld de zorg- en ondersteuningstaken uitvoeren.

Een zorgvuldige implementatie van de nieuwe taken kostte tijd en is succesvol verlopen. Dat maakt het mogelijk om nu duurzaam te werken aan de transformatie. De gemeente Epe wil, samen met organisaties voor welzijn, zorg en ondersteuning, het sociale domein anders inrichten binnen de beschikbare budgetten. Daarbij ligt de nadruk op meer algemene voorzieningen voor alle inwoners van Epe, op preventie en op zorg dicht bij huis die aansluit op wat inwoners nodig hebben. Om de transformatie door te ontwikkelen en om te anticiperen op de ontwikkelingen binnen het sociaal domein heeft de gemeenteraad extra financiële middelen beschikbaar gesteld, die worden gedekt uit het eenmalige overschot sociaal domein 2019. Bekend als het project 'Grip op zorg'.

Om de doelen van de transformatie te bereiken is er een transformatieagenda met drie pijlers: innovatief aanbod, integrale werkwijze in de toegang naar zorg en ondersteuning en gebiedsgericht werken. In de uitvoering ligt de focus op: één gezin, één plan, één regisseur. In 2021 wordt de transformatie doorgezet om tot de beoogde veranderingen te komen. Daarnaast dragen  activiteiten en maatregelen die voortvloeien uit het integraal beleidsplan voor het Sociale Domein 2019 e.v. bij aan de transformatie. In dat beleidsplan komen beleid van de Wmo, Jeugdwet en Participatiewet bij elkaar. 

 

9.3.1 Wmo

Terug naar navigatie - 9.3.1 Wmo

Wat willen we bereiken?

Op basis van de Wmo geeft het Rijk aan gemeenten de volgende opdracht:

  • het bevorderen van de sociale samenhang, mantelzorg, vrijwilligerswerk en de veiligheid en leefbaarheid en het voorkomen van huiselijk geweld;
  • het ondersteunen van de zelfredzaamheid en participatie van inwoners met een lichamelijke, chronische, psychische of psychosociale kwetsbaarheid;
  • het bieden van opvang (maatschappelijke opvang, vrouwenopvang, beschermd wonen en verslavingszorg).


Wat gaan we ervoor doen?

De activiteiten in het kader van de Wmo worden in programma 3 benoemd. De activiteiten betreffen het bieden van individuele begeleiding, dagbesteding, respijtopvang en beschermd wonen. Hierbij wordt rekening gehouden met de keuzevrijheid van inwoners, de financiële beheersbaarheid en het versterken van de eigen regie en zelfredzaamheid van inwoners.
Zorg en ondersteuning is zoveel mogelijk in de eigen omgeving van inwoners georganiseerd en sluit aan bij de vraag van inwoners. We richten ons in 2021 onder andere op:

  • het uitvoeren van het Actieprogramma Sociaal Domein;
  • het doorontwikkelen van preventief ingerichte voorzieningen zoals de pilot Buurtpunt waar inwoners dichtbij terecht kunnen voor informatie, advies, ondersteuning;
  • de doorontwikkeling van een intensievere samenwerking van betrokken partijen (integrale toegang);
  • het uitvoeren van de Transformatieagenda Maatschappelijke Opvang en Beschermd Wonen (MO/BW) en de regionale en lokale jaarwerkplannen. Ook wordt het regionale convenant MO/BW met afspraken over de financiële overschotten en tekorten uitgewerkt voor het scenario 2021 en verder. Om het regionale convenant vorm te geven na 2021 wordt er gewerkt aan visie genaamd ontwerp beschermd thuis 2030;
  • het uitvoeren van de Uitvoeringsagenda Samen tegen huiselijk geweld 2020 - 2023 samen met het beleidsterrein Jeugd;
  • het evalueren van de Wet verplichte ggz. Deze wet is ingegaan op 1 januari 2020;
  • hoofdaannemerschap benoemen voor de onafhankelijke cliëntondersteuning;
  • het monitoren van de financiële en inhoudelijke resultaten en de uitkomsten en bevindingen vertalen naar beleidskeuzes. Deze doorvertaling vindt plaats onder de noemer ‘grip op zorg’;
  • het uitvoeren van de mantelzorgwaardering en , evalueren en integreren van de ondersteuning aan jonge mantelzorgers in het Steunpunt Mantelzorg;
  • het uitvoeren van de Woonzorgagenda en de samenwerking met de afdeling Ruimte op beleidsthema's (bijv. de Omgevingswet);
  • het opzetten van vernieuwende initiatieven met behulp van de Transformatieregeling waarmee (hulp)vragen adequaat beantwoord kunnen worden en waarmee eigen kracht en participatie van inwoners wordt gefaciliteerd.

 

9.3.2 Jeugdzorg

Terug naar navigatie - 9.3.2 Jeugdzorg

Wat willen we bereiken?

De transformatie van jeugdhulp laat zich vatten in de frase: beter met minder, zorg en ondersteuning zo 'normaal' mogelijk en nabij inzetten. Het streven is  om voor jeugdigen en hun ouders beter passende en integrale ondersteuning en hulp te  organiseren,  terwijl er minder budget beschikbaar is.  Hulp en ondersteuning moet effectiever en efficiënter ingezet worden; zoveel mogelijk vanuit het eigen netwerk, zo 'normaal' mogelijk, zo min mogelijk met dwangmaatregelen. We willen een toekomstbestendige Wmo en Jeugdhulp door uitvoering te geven aan:

  • het versterken van het gewone leven.
  • verandering in te zetten vanuit de inhoud (staan voor goede kwalitatieve zorg, passend bij de hulpvraag van onze inwoners)
  • buiten de kaders te denken, bestaande zorgstructuren kritisch te bekijken en te doorbreken waar nodig
  • meer inzet van ambulante zorg en ondersteuning en minder inzet van intramurale zorg (minder grote residentiële instellingen, meer kleinschalige gezinshuizen en pleeggezinnen)
  • ontschotting, zowel verticaal (ketenzorg) als horizontaal (intersectoraal)
  • gericht te zijn op ontwikkeling en ruimte te bieden aan innovatie bij aanbieders


Wat gaan we ervoor doen?

De activiteiten in het kader van jeugdzorg zijn in programma 1 benoemd. Kader is het beleidsplan sociaal domein 2019 - 2022. Hieraan zit een lokaal actieprogramma gekoppeld. Daarnaast werken we binnen de jeugdzorg regio nauw samen met gemeenten Apeldoorn, Brummen, Hattem, Heerde, Lochem, Voorst en Zutphen in de transformatie van de jeugdzorg. In het programmaplan Wmo en Jeugdhulp 2020-2022 staan de doelen en inspanningen voor de komende 3 jaren uitgewerkt.

De komende tijd gaan we ons specifiek voor jeugd richten op een aantal aspecten. Zo moet allereerst ‘de basis op orde’ zijn. Kinderen moeten passende hulp krijgen. Hierbij wordt goed gekeken naar het opvoedkundige en pedagogische aspect.  We willen zo min mogelijk medicaliseren en zoveel mogelijk normaliseren. Daarnaast moeten aanbieders en gemeenten snel passende, (integrale) oplossingen vinden voor cliënten met complexe problematiek. Kwetsbare jongeren moeten we beter op weg helpen zelfstandig te worden. Hierbij is het belangrijk dat een jongere vanaf zijn 16de jaar samen met een begeleider/hulpverlener een perspectiefplan opstelt, waarin alle levensdomeinen worden meegenomen. Verder willen we meer kinderen zo thuis mogelijk laten opgroeien. Dit betekent  meer investeren in preventie, signalering en ambulante hulp. Als kinderen niet meer thuis kunnen wonen, worden zij zo veel mogelijk kleinschalig, gezinsgericht en in perspectief biedende voorzieningen opgevangen. Bij voorkeur in het eigen netwerk.

Vanaf 2019 werken we met één integraal contract voor alle maatwerkvoorzieningen Wmo, Jeugdhulp en MO/BW. Dit is regionaal opgepakt. De huidige raamovereenkomst wordt verder doorontwikkeld. De lokale toegang is bekend met het zorgproductenboek Inkoop 2019 en handelt hiernaar. De samenwerking met huisartsen is verstevigd door de inzet van een GZ-psycholoog, waardoor minder (onjuiste) doorverwijzingen naar de sGGZ plaatsvinden. Met het onderwijs wordt nog meer de samenwerking gezocht in verband met passend onderwijs. 

Tenslotte is het belangrijk om zicht te houden op de totale uitgaven aan individuele voorzieningen zodat kinderen de hulp kunnen blijven krijgen die ze nodig hebben. Een regionale toezichthouder kwaliteit en rechtmatigheid speelt hier een rol in. Verder worden met zorgaanbieders gesprekken gevoerd over mogelijkheden om zorg af te schalen. Binnen de gemeente Epe loopt het project Grip op (Jeugd)Zorg. 

 

9.3.3  De arbeidsmarkt (Participatiewet)

Terug naar navigatie - 9.3.3  De arbeidsmarkt (Participatiewet)

Wat willen we bereiken?
De Participatiewet moet leiden tot meer participatie, meer gerichte en effectieve inzet van budgetten en een besparing van kosten. Er is minder geld beschikbaar om een uitkeringsgerechtigde naar werk toe te kunnen leiden. Dit is merkbaar voor partners als bedrijven, het onderwijs en zorginstellingen. Het is de uitdaging om op een houdbare manier met deze financiële opgave om te gaan.


Wat gaan we ervoor doen?
De activiteiten in het kader van Participatiewet zijn in programma 10 benoemd. De Participatiewet is onderdeel geworden van het Integraal Beleidsplan Sociaal Domein 2019-2022 'Samen meedoen mogelijk maken'. De achterliggende gedachte van de decentralisaties (Wmo, Jeugdwet en Participatiewet) is dat gemeenten dichter bij de inwoner staan en daardoor ondersteuning en zorg beter kunnen organiseren. Dit door de eigen regie van inwoners te versterken, preventief te werken en ondersteuning dichtbij te organiseren met het uitgangspunt dat iedereen naar eigen vermogen mee kan doen. De thema’s: 1) regie, 2) meedoen, 3) dichtbij, 4) preventie en 5) integraliteit horen bij de opgave vanuit de decentralisaties en staan centraal in dit beleidsplan.

We richten ons in 2021 onder andere op:

  • De regionale aanpak met FactorWerk voor een regionaal werkgeversservicepunt, scholing, werkfit maken van werkzoekenden, het matchen van werkzoekenden en werkgevers en sturen op geschikte werkplekken voor de doelgroep;
  • De lokale aanpak tot het activeren van werkzoekenden en geschikte participatieplaatsen te realiseren in samenwerking met (maatschappelijke) ondernemers;
  • Lokaal en gebiedsgericht dienstverlening te bieden aan participatie en re-integratie van uitkeringsgerechtigden;
  • Een verder vervolg geven aan de monitoring gericht op de financiële en inhoudelijke uitvoering en uitkomsten en bevindingen vertalen naar beleidskeuzes;
  • Het opzetten van vernieuwende initiatieven waarmee (hulp)vragen adequaat beantwoord kunnen worden en waarmee eigen kracht en participatie worden gefaciliteerd;
  • Activering, participatie, meedoen en doorstroom naar vrijwilligers- of deeltijd werk als hoogst haalbare resultaat (en niet alleen volledige uitstroom uit de uitkering);
  • Verder vorm te geven aan Social Return on Investment (SROI) en vraag en aanbod bij sociale aanbestedingen lokaal en regionaal te intensiveren.

 

9. 4 Financiën en risico’s

Terug naar navigatie - 9. 4 Financiën en risico’s

Wat zijn de financiële effecten van de decentralisaties en de transformatie?

De middelen voor de uitvoering van de taken in het Sociaal Domein zijn sinds 2019 integraal onderdeel van de algemene uitkering die de gemeente ontvangt van het Rijk. 

 Bedragen in de tabel (* € 1.000) hebben als basis de meicirculaire 2020.
2019)

Taak

2020

2021

2022

2023

2024

Algemene uitkering (algemeen deel):

Wmo (incl 2007)

9.771

10.400

10.837

10.845

10.845

Jeugdzorg

5.985

6.244

6.020

5.999

5.999

Participatie

450

466

488

488

488

 

Integratie-uitkering participatie

4.374

4.149

4.058

3.986

3.694

Integratie-uitkering voogdij/18+

908

976

976

976

976

Totaal

21.488

22.235

22.379

22.294

22.002


De gemeente loopt met de uitvoering van de nieuwe taken aanzienlijke financiële risico’s. Dit wordt mede veroorzaakt door het 'open einde' karakter van de nieuwe taken en externe factoren zoals de door het Rijk opgelegde wijziging van de eigen bijdrageregeling in de Wmo, de inrichting van het jeugdzorglandschap en de herverdeling van middelen voor de (financiële) decentralisatie Maatschappelijke opvang en Beschermd wonen. Inzicht in- en sturing op de (toekomstige) kosten zijn daarom een voortdurend aandachtspunt.

Wat willen we bereiken?

De gemeente Epe wil anticiperen op de toekomstige vraag naar zorg en ondersteuning van haar inwoners. Epe doet dat door:

  • Kwalitatieve zorg en ondersteuning in te zetten waar dat nodig is;
  • Een verschuiving te realiseren van individuele maatwerkvoorzieningen naar voorliggende- en algemene voorzieningen;
  • Datagestuurd te werken;
  • Gebiedsgericht te werken;
  • Binnen het  huidige en toekomstige beschikbare begrotingsbudget Sociaal Domein te blijven.


Wat gaan we daarvoor doen?

  • Om de verschuiving van specialistische zorg en ondersteuning naar voorliggende-, algemene voorzieningen te realiseren is een transformatieagenda opgesteld en een budget beschikbaar.
  • Er is een project grip op zorg. Bestaande uit ombuigvoorstellen, een investeringsagenda en een overbruggingsperiode. De opgave is het realiseren van een ombuiging van 1 miljoen euro structureel, gefaseerd in vijf jaar. Daarin analyseren we in een continue proces de kosten van het sociale domein, stellen prognoses op voor de toekomst en ontwikkelen interventies gericht op kwaliteit en kostenbeheersing.
  • Op de drie taakvelden is een integrale beleids- en financiële monitor die maandelijks geanalyseerd wordt. Dat gebeurt met hulp van een data-analist die sinds 2019 is toegevoegd aan het team Participatie en met de Datamonitor Epe (DaME). Met de DaME verwachten we ook betere prognoses op te kunnen stellen t.a.v. het gebruik van zorg en ondersteuning en de kosten. Twee keer per jaar worden relevante data  van Jeugd, Wmo, Werk en Inkomen en Schuldhulpverlening samengevoegd in de halfjaarlijkse monitor  en besproken met de gemeenteraad. Deze Raadsmonitor Sociaal beleid bevat informatie over toegang naar de zorg en ondersteuning, aantal en duur van de  ingezette specialistische zorg en ondersteuning en de kosten.
  • Er is een reserve Risico’s Sociaal Domein. Daaruit worden de financiële risico’s in het sociale domein opgevangen.